ECLI:NL:RBAMS:2023:5356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
20 augustus 2023
Zaaknummer
13/059805-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot seksuele uitbuiting van kinderen

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. Het EAB, dat op 11 januari 2023 werd uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 2 jaar en 1 maand voor seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie. De behandeling van het EAB vond plaats op 19 april 2023, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, de rechtbank bijstond. De opgeëiste persoon was aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de uitspraak van de Poolse rechtbank, maar dat hij wel op de hoogte was van de zitting. De verdediging heeft geen argumenten aangedragen voor een weigeringsgrond op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank oordeelde dat, ondanks het feit dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen, er geen schending van zijn verdedigingsrechten was, aangezien hij op de hoogte was van de procedure en de nodige instructies had ontvangen.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij zij opmerkte dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. H.L. van Loon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/059805-23
Datum uitspraak: 3 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 2 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 januari 2023 door
the Circuit Court in Sosnowiec(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990
verblijvende op het adres [verblijfadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman,
mr. S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt
een enforcable judgment: District Court in Zawierce of 2 september 2021, reference: II K 1088/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 1 maand, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunten
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vraag of de weigeringsgrond van artikel
12 OLW zich voordoet.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank kan afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet is verschenen op de zitting waarop het vonnis is uitgesproken. Wel staat in het EAB vermeld dat de opgeëiste persoon op andere wijze op de hoogte is geraakt van het tijdstip en plaats van de zitting. Als toelichting hierop staat onder meer vermeld dat de opgeëiste persoon tijdens het eerste politieverhoor een door hem ondertekende adresinstructie heeft ontvangen waarin hij is gewezen op zijn plicht om de Poolse justitie op de hoogte te houden van elke adreswijziging. Twee maal is getracht op het door de opgeëiste persoon opgegeven adres een oproeping voor de zitting van de Poolse rechtbank uit te reiken en tweemaal is een op het postkantoor achtergelaten afhaalbericht niet opgehaald.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
De rechtbank ziet echter op grond van het navolgende aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren.
Uit de verklaring van de opgeëiste persoon bij de Nederlandse officier van justitie op 2 maart 2023 blijkt dat hij wel aanwezig is geweest ter zitting van de Poolse rechtbank maar dat hij niet bij de uitspraak is verschenen. Daar komt bij dat de opgeëiste persoon de hierboven omschreven adresinstructie heeft ontvangen en ondertekend.
Gelet op deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat overlevering een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt, omdat hij, nog afgezien van zijn verklaring ten overstaan van de officier van justitie, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 4, te weten:
Seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie;
Uit het EAB volgt dat op de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Sosnowiec(Polen) voor de feiten zoals deze zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en R.A. Sipkens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.)
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (