ECLI:NL:RBAMS:2023:5351

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
20 augustus 2023
Zaaknummer
13/752080-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot de Poolse rechtstaat

Op 17 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen, is uitgevaardigd. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De zaak heeft een lange procesgang gekend, met meerdere zittingen en tussenuitspaken. Tijdens de zitting op 26 september 2019 werd de vordering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om meer informatie te verkrijgen over de Poolse rechtstaatkwestie. In een tussenuitspraak op 10 oktober 2019 werd het onderzoek heropend om nadere informatie op te vragen bij de Poolse autoriteiten.

De behandeling van de vordering is voortgezet op 15 maart 2023 en 19 april 2023, waarbij de rechtbank de ontwikkelingen in Polen heeft afgewacht. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 17 mei 2023 de overlevering toegestaan, omdat er geen bewijs was dat de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde een individueel reëel gevaar voor de opgeëiste persoon zouden opleveren. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd op basis van de relevante artikelen van de OLW, en de uitspraak is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752080-18
RK nummer: 19/493
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 januari 2019 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 september 2018 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 26 september 2019
De vordering is behandeld op de openbare zitting. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. R. Vorrink. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is gesloten.
De rechtbank heeft – met terugwerkende kracht – de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd en vervolgens de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen voor onbepaalde tijd verlengd, omdat zij die verlengingen nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak van 10 oktober 2019
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak het onderzoek ter zitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere informatie op te vragen bij de Poolse autoriteiten omtrent de Poolse rechtstaatkwestie.
In de tussenuitspraak is onder andere overwogen dat:
- de stukken van het EAB genoegzaam zijn;
- de weigeringsgrond van artikel 13 eerste lid aanhef onder b OLW (oud) van toepassing
is, maar dat de rechtbank op grond van artikel 13, tweede lid, OLW (oud) afziet van
weigering van de overlevering.
De rechtbank merkt op dat de Overleveringswet op onderdelen is gewijzigd en dat deze Herimplementatiewet op 1 april 2021 in werking is getreden. Toetsing aan de gewijzigde artikelen leidt niet tot andere oordelen dan die volgen uit voornoemde tussenuitspraak.
De in deze uitspraak opgenomen beslissingen dienen hier dan ook als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Zitting van 15 maart 2023
De behandeling van de vordering is met instemming van de opgeëiste persoon en de officier van justitie in gewijzigde samenstelling hervat in de stand van het onderzoek ter zitting van
26 september 2019. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De behandeling van de zaak is aangehouden voor onbepaalde tijd omdat er een concrete telefonische toezegging is gedaan door de Poolse officier van justitie die er toe strekt dat de opgeëiste persoon vanaf 8 april 2023 in Polen zal worden gehoord en daar vervolgens geschorst zal worden onder betaling van een borgsom.
Zitting van 19 april 2023
De behandeling van de vordering is hervat. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft verzocht om over 4 weken in plaats van over 2 weken uitspraak te doen om de ontwikkelingen in Polen af te wachten. Verdere verzoeken om aanhouding zouden niet meer worden gedaan. De opgeëiste persoon dient zich namelijk op maandag 24 april 2023 bij de Poolse justitie te melden en mogelijk leidt dat er toe dat in deze zaak tussen de Poolse officier van justitie en de opgeëiste persoon een overeenkomst wordt gesloten die ertoe zal leiden dat het EAB wordt ingetrokken. De raadsman heeft hiertoe twee e-mails van de Poolse advocaat van de opgeëiste persoon aan de rechtbank overgelegd. De raadsman heeft ter zitting toegezegd uiterlijk op 10 mei 2023 de rechtbank te zullen berichten over de stand van zaken.
De rechtbank heeft bepaald dat op 17 mei 2023 het onderzoek ter zitting, met toestemming van de verdediging, door één rechter zal worden gesloten en dat direct daaropvolgend uitspraak zal worden gedaan. De hiervoor genoemde informatie heeft de rechtbank niet bereikt vóór de sluiting van het onderzoek.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the District Court for Szczecin – Prawobrzeze & Zachód in Sczczecin, 6th Criminal Divisionvan 25 juli 2018 (dossiernummer: VI Kp 796/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [1]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [3]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 13 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en R.A. Sipkens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie onderdeel e) van het EAB.
2.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
3.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (