ECLI:NL:RBAMS:2023:534

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
13/214018-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Italië

Op 9 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Italië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 2 december 2022 en betreft een verzoek tot aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die van Tunesische en Marokkaanse nationaliteit is. De opgeëiste persoon is gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting en heeft verklaard dat hij geboren is in Tunesië in 1995. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconcludeerd dat hij de persoon is van wie de Italiaanse autoriteiten de overlevering verzoeken.

Tijdens de openbare zitting op 26 januari 2023 heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de overlevering toelaatbaar is. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Italië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar is van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Italiaanse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaren, waarvan nog één jaar, elf maanden en 27 dagen resteert. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/314018-22 (EAB III)
RK nummer: 22/4989
Datum uitspraak: 9 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 2 december 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 mei 2022 door
the Office of the Prosecutor of the Republic of Bologna(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[naam opgeëiste persoon] ,
geboren te Albanië op [geboortedag 1] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
van Tunesische nationaliteit,
alias
[alias opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Marokko) op [geboortedag 2] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
van Marokkaanse nationaliteit,
in een andere zaak (EAB I) gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 26 januari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda, en door een tolk in de Arabische taal.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering toelaatbaar is.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat hij is:
[naam opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats 2] (Tunesië) op [geboortedag 1] 1995,
van Tunesische nationaliteit.
De rechtbank stelt vast dat onder a) in het EAB ook deze alias wordt genoemd. De rechtbank stelt daarom vast dat de voor haar verschenen persoon de persoon is van wie de Italiaanse autoriteiten de overlevering verzoeken, ook al staat hij in Nederland bekend onder de naam [alias opgeëiste persoon] .

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the Court of Civitavecchia(Italië) van 3 juli 2017.
In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen volgens uitvaardigende justitiële autoriteit op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Detentieomstandigheden in Italië

Voor een aantal Italiaanse penitentiaire inrichtingen heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) aangenomen (rechtbank Amsterdam 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053)
De rechtbank verwijst in dat verband naar de uitspraak van 30 maart 2021 (rechtbank Amsterdam 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804), waarin als volgt is overwogen:
De rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de algemene detentiegarantie ook geldt ten aanzien van de opgeëiste persoon, zodat voor hem geen sprake is van een reëel gevaar van schending van het door artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrecht.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[naam opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]aan
the Office of the Prosecutor of the Republic of Bologna(Italië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.