ECLI:NL:RBAMS:2023:5339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
22/5883 & 22/5884
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor huur en inrichtingskosten door gemeente Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 12 juli 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste huur en inrichtingskosten behandeld. Eiseres, die onder bewind staat wegens problematische schulden, had op 14 juni 2022 aanvragen ingediend na het verkrijgen van een nieuwe woning. De gemeente Amsterdam heeft deze aanvragen op 16 augustus 2022 afgewezen, met als argument dat eiseres geld uit haar bijstandsuitkering moest reserveren voor de verhuizing. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd op 21 november 2022 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de beroepen op 21 juni 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren via een telefoonverbinding. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de aanvragen terecht heeft afgewezen. Volgens de rechtbank was de verhuizing van eiseres voorzienbaar, aangezien het normaal is dat een kind op een gegeven moment het ouderlijk huis verlaat. Eiseres had zich ingeschreven op Woningnet, wat haar intentie om te verhuizen bevestigt. De rechtbank concludeert dat de omstandigheden van eiseres, waaronder haar medische situatie en de relatie met haar moeder, niet voldoende zijn om de afwijzing van de aanvragen te rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde bijstand. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/5883 en 22/5884

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. Mulder),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: M. Mulders).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van de aanvragen om bijzondere bijstand.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvragen met de besluiten van 16 augustus 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 november 2022 op de bezwaren van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (via een telefoonverbinding), de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van de besluiten

2. Eiseres ontvangt een bijstandsuitkering. Daarnaast staat zij onder bewind wegens problematische schulden. Op 20 juni 2022 heeft eiseres een nieuwe woning gekregen op de [adres] . Zij heeft daarom op 14 juni 2022 aanvragen om bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste huur en de inrichtingskosten ingediend.
3. Met de primaire besluiten van 16 augustus 2022 zijn de aanvragen van eiseres afgewezen. Eiseres diende namelijk voor de verhuizing geld uit haar bijstandsuitkering te reserveren.
4. Met het bestreden besluit van 21 november 2022 zijn de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Volgens verweerder is een verhuizing vanuit het ouderlijk huis naar een zelfstandige woning te voorzien. De kosten voor de eerste huur en inrichting dienen in principe betaald te worden uit het eigen inkomen en hiervoor dient dus gereserveerd te worden. Dat eiseres kort na de inschrijving op Woningnet een woning kreeg maakt niet dat de verhuizing niet voorzienbaar was. Ten slotte is het niet hebben van reserveringsruimte op grond van vaste rechtspraak geen bijzondere omstandigheid.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de aanvragen van eiseres terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7.1
Artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand, voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van verweerder niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm.
7.2
Op grond van vaste rechtspraak [1] gaat het hier om kosten die, indien zij noodzakelijk zijn, gerekend worden tot de periodieke dan wel incidentele algemene kosten van het bestaan. Die kosten dienen in beginsel te worden voldaan uit het inkomen op bijstandsniveau, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Daarvoor wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de zich voordoende, noodzakelijke kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden, die ertoe leiden dat die kosten niet uit de algemene bijstand en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten, is een aspect dat in laatstgenoemd kader moet worden beoordeeld.
8.1
Eiseres stelt dat er niet altijd sprake hoeft te zijn van een voorzienbare verhuizing wanneer het gaat om een verhuizing uit het ouderlijk huis. Zo heeft eiseres onverwachts kort na haar inschrijving op Woningnet een woning gekregen terwijl hier normaal gesproken een wachttijd van tien jaar voor staat. Daarnaast zijn er ook medische en sociale omstandigheden. Eiseres woonde bij haar moeder die al lange tijd psychische klachten heeft. Eiseres heeft zelf (ook) depressieve klachten en morbide obesitas. Daarnaast is bij eiseres sprake van genderdysforie en accepteert haar moeder eiseres niet zoals zij is. Het was al met al medisch noodzakelijk voor eiseres om te verhuizen. Bovendien is er sprake van een precaire financiële situatie.
8.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvragen om bijzondere bijstand in redelijkheid kunnen afwijzen. Allereerst kan de rechtbank het standpunt van verweerder volgen dat de verhuizing van eiseres voorzienbaar was. Het is immers te voorzien dat een kind vanaf zijn 18de het ouderlijk huis op enig moment zal verlaten. Eiseres is in 2014 al 18 jaar geworden. Dat eiseres korte tijd na haar inschrijving op Woningnet een woning kreeg toegewezen doet hier niet aan af. Eiseres heeft zichzelf ingeschreven op Woningnet en had dus het voornemen om te gaan verhuizen. Ook dat maakt de verhuizing juist voorzienbaar.
8.3
Daarnaast blijkt uit de verklaring van de huisarts van 11 november 2022 naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verhuizing medisch noodzakelijk is geweest. Uit de verklaring blijkt weliswaar dat een behandeling van de morbide obesitas medisch noodzakelijk is, maar niet dat deze behandeling niet plaats kan vinden omdat eiseres bij haar moeder woont (en haar moeder bijvoorbeeld de medische behandeling verhinderd). Uit de verklaring van de huisarts blijkt dat door het teruggetrokken gedrag van eiseres de behandelingen niet tot stand zijn gekomen. Het is de rechtbank niet gebleken dat dit teruggetrokken gedrag van eiseres voortkomt uit het wonen in het ouderlijk huis. Eiseres heeft wel aangegeven dat zij agorafobie heeft en daardoor vrijwel niet naar buiten durft te gaan. De rechtbank ziet ook geen bijzondere omstandigheid in de stelling dat de relatie tussen eiseres en haar moeder slecht is en haar moeder ook psychische problemen heeft. De rechtbank begrijpt dat dit (heel) vervelend is voor eiseres, maar het komt helaas vaker voor en kan mede daarom niet als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Dat er sprake was van een crisissituatie in het ouderlijk huis wordt ook niet ondersteund door de verklaring op zitting dat eiseres pas zes maanden na het verkrijgen van de nieuwe woning daarnaartoe is verhuisd. Al het bovenstaande overziend blijkt de rechtbank dus niet, althans onvoldoende, dat er sprake is geweest van een noodgedwongen verhuizing waardoor eiseres niet heeft kunnen reserveren voor de kosten van de eerste huur en voor de inrichting.
9. Eiseres voert nog aan dat de medische situatie door een GGD-arts had moeten worden onderzocht. Nu de rechtbank hiervoor heeft geoordeeld dat uit het stuk van de huisarts niet is gebleken dat de verhuizing medisch noodzakelijk was, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat verweerder eiseres ook nog door een GGD-arts had moeten laten onderzoeken.
10. Eiseres doet een beroep op de hardheidsclausule op grond van de hierboven benoemde omstandigheden. Op grond van vaste rechtspraak [2] is bepaald dat zeer dringende redenen zich voor doen als er een acute noodsituatie is en de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Een noodsituatie is acuut als een situatie levensbedreigend is of als blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit daarvan het gevolg kan zijn. Mede gelet op de overwegingen hiervoor is de rechtbank van een acute noodsituatie op grond van de hierboven besproken omstandigheden niet gebleken.

Conclusie en gevolgen

11. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.E. Wijnker, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 19 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1152.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 6 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:874.