In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court in Krakow, Polen. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar een vrijheidsstraf van vier jaar moet ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet tijdig ter zitting kon verschijnen vanwege vertraging van het openbaar vervoer, maar zijn raadsman heeft hem vertegenwoordigd. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, inclusief eerdere vonnissen die aan de opgeëiste persoon zijn opgelegd. De verdediging heeft verzocht om aanhouding van de behandeling om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander, maar de officier van justitie heeft zich hiertegen verzet, stellende dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht in Nederland heeft verloren door eerdere detentie in Polen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de vereisten voor gelijkstelling met een Nederlander, omdat hij niet gedurende vijf jaren ononderbroken rechtmatig in Nederland heeft verbleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.