Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.De feiten en het verzoek
3.De beoordeling
[verzoeker] verklaart:
Rechtbank Amsterdam
Op 27 juli 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek dat op 26 juli 2023 was ingediend door een verzoeker, die gedaagde partij is in een lopende procedure. Het verzoek was gericht tegen mr. J. Huber, kantonrechter te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond en niet-ontvankelijk is. De verzoeker had bezwaren geuit tegen de dagvaarding en de beslissing van de rechter om niet-ontvankelijkheid van de wederpartij niet direct te verklaren. De rechtbank oordeelde dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, zoals eerder is vastgesteld in een arrest van de Hoge Raad. De rechtbank benadrukte dat de rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De gronden van het verzoek waren niet voldoende om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. Daarom werd besloten dat een mondelinge behandeling niet nodig was en werd het verzoek tot wraking afgewezen.