ECLI:NL:RBAMS:2023:5218

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/737278 / HA RK 23-251
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in Amsterdam

Op 27 juli 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek dat op 26 juli 2023 was ingediend door een verzoeker, die gedaagde partij is in een lopende procedure. Het verzoek was gericht tegen mr. J. Huber, kantonrechter te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond en niet-ontvankelijk is. De verzoeker had bezwaren geuit tegen de dagvaarding en de beslissing van de rechter om niet-ontvankelijkheid van de wederpartij niet direct te verklaren. De rechtbank oordeelde dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, zoals eerder is vastgesteld in een arrest van de Hoge Raad. De rechtbank benadrukte dat de rechter op grond van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De gronden van het verzoek waren niet voldoende om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. Daarom werd besloten dat een mondelinge behandeling niet nodig was en werd het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 26 juli 2023 ter zitting gedane en onder rekestnummer C/13/737278 / HA RK 23/251 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. J. Huber, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
 Het proces-verbaal van mondelinge behandeling gehouden op 26 juli 2023 inhoudende het verzoek tot wraking.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Verzoeker is gedaagde partij in een procedure die bij de rechtbank is in behandeling is (zaaknummer 10524692 / CV 23-7626).

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat
het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Uit het proces-verbaal blijkt onder meer het volgende:

[verzoeker] verklaart:
U zegt dat u een aantal weken gaat nadenken over de uitspraak. Als u uitspraak gaat doen en CAK niet niet-ontvankelijk verklaard, dan zal ik u wraken. U zegt mij dat een voorwaardelijke wraking niet kan. Dan wraak ik u nu, want na de uitspraak kan ik u niet meer wraken. De gronden van mijn wrakingsverzoek zijn:
De dagvaarding is erg onsamenhangend en onduidelijk. Ik vind dat de dagvaarding rammelt. De rechter heeft de bevoegdheid om de dagvaarding te beoordelen. U had CAK op de zitting niet-ontvankelijkheid moeten verklaren. CAK probeert de bestuurlijke procedure opnieuw te voeren bij burgerlijke rechter. Mijn rechten op basis van de Awb zijn in het geding, en kunnen niet zomaar van tafel worden geveegd.”
3.5.
Het verzoek is gericht tegen de beslissing van de rechter uitspraak te gaan doen en CAK niet direct niet ontvankelijk te verklaren. Een rechterlijke beslissing is geen grond voor wraking zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Het verzoek bevat voorts bezwaren tegen de dagvaarding en tegen de wederpartij. Dat zijn geen concrete feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek is in zoverre kennelijk niet-ontvankelijk.
Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.