ECLI:NL:RBAMS:2023:5217
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen bestuursrechter wegens kennelijk ongegrondheid
Op 24 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die zich niet kon vinden in de gang van zaken tijdens de behandeling van zijn (beroeps)zaak, geregistreerd onder zaaknummer AMS 23/516. De verzoeker stelde dat de bestuursrechter, mr. J.A.W. Jansen, niet onpartijdig was en dat zijn rechten, die hij ontleent aan het EU-recht, niet adequaat werden behandeld. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter in beginsel wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De wrakingskamer oordeelde dat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat een mondelinge behandeling niet nodig was. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.