ECLI:NL:RBAMS:2023:5217

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/736922 / HA RK 23-239
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen bestuursrechter wegens kennelijk ongegrondheid

Op 24 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een wrakingsprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die zich niet kon vinden in de gang van zaken tijdens de behandeling van zijn (beroeps)zaak, geregistreerd onder zaaknummer AMS 23/516. De verzoeker stelde dat de bestuursrechter, mr. J.A.W. Jansen, niet onpartijdig was en dat zijn rechten, die hij ontleent aan het EU-recht, niet adequaat werden behandeld. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht, dat stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukte dat een rechter in beginsel wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De wrakingskamer oordeelde dat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van vooringenomenheid. De rechtbank verwees naar een arrest van de Hoge Raad waarin werd gesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat een mondelinge behandeling niet nodig was. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 18 juli 2023 ter zitting gedane en onder rekestnummer C/13/736922 / HA RK 23-239 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. J.A.W. Jansen, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
 de zittingsaantekeningen van de griffier van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2023.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is een (beroeps)zaak van verzoeker in behandeling (zaaknummer AMS 23/516).

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat
het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Uit de zittingsaantekeningen blijkt onder meer het volgende:
“Rechter: Heeft u alles kunnen zeggen?
Eiser: Nogmaals denk ik dat u de zaak moet schorsen.
Rechter: Wij gaan in de raadkamer over uw zaak praten. Daar gaan we bekijken of er voldoende informatie is om uitspraak te doen. Dit kan een uitspraak zijn of een tussenuitspraak. Als ik meer informatie nodig heb dan kan ik ook het onderzoek heropenen. U ontvangt hierover dan bericht.
Eiser: Als u zegt heropening dan heb ik liever een schorsing.
Rechter: Nee, ik ga nu niet schorsen. Ik zie geen aanleiding om nu te schorsen. Een tussenuitspraak kan ook nadat ik het onderzoek heb gesloten.
Eiser: Het punt waar u tegen aanloopt. Ik begrijp dat u erover moet nadenken, maar een zitting is een eindpunt. Ik kan daar niet mee akkoord gaan. Mijn rechten maken geen onderdeel uit van de procedure. Als mijn rechten geen onderdeel uitmaken van de procedure en de verplichtingen van het Uwv ook niet, dan is de uitspraak onrechtmatig.
Rechter: Ik zal in de uitspraak in gaan op uw gronden. Als het betekent dat u op het punt over 8.70 aan het EU-recht gelijk krijgt dan zou dat in een tussenuitspraak kunnen. Daar wil ik rustig over nadenken.
Eiser: Daar moet ik voorafgaand op de hoogte van worden gesteld. Dan moeten partijen worden gehoord.
Rechter: U vindt dat partijen op de hoogte moeten worden gesteld. Dat zou door middel van een tussenuitspraak kunnen.
Eiser: Als u het onderzoek sluit is het een eindpunt.
Rechter: U heeft een vraag opgeworpen waar een beslissing op moet nemen. Kan in de voorfase zoals u heeft verzocht, maar de rechtbank kan heropenen of een tussenuitspraak doen en dan ligt het onderzoek weer open. Dan wordt u geen recht ontnomen.
Eiser: Ik begrijp u volledig. Ik vind u ook een aardig persoon. Er staat zoveel op het spel. Ik moet u helaas wraken.
Rechter: Dat betekent dat we de zitting meteen stoppen. Dan zou de griffier nu uw wrakingsgronden noteren. Daarna bellen we of een wrakingskamer beschikbaar is. Dan willen we nu uw wrakingsgronden voor de griffier.
Eiser dicteert: “Geachte mevrouw de voorzitter, ik wraak u omdat u de beroepsprocedure in gelijke wijze vorm heeft gegeven als verweerder de bezwaarschriftprocedure waarbij mijn rechten die ik aan het unierecht ontleen en de verplichtingen die het unierecht verweerder oplegt geen onderdeel van de procedure vormen waardoor ik vrees dat mij tegenover of mijn zaak tegenover vooringenomen ben.”
3.5.
Het verzoek is gericht tegen de beslissing van de rechter de behandeling van de zaak van verzoeker niet te schorsen maar een (tussen)uitspraak te doen waarbij op de argumenten van verzoeker zal worden ingegaan. Een rechterlijke beslissing is geen grond voor wraking zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, A.W.J. Ros en M.V. Ulrici, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.