ECLI:NL:RBAMS:2023:5157

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
13/029133-23 EAB II (was: 13/751143-13)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door Polen op 4 maart 2009, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1981. De behandeling van het EAB heeft een lange procesgang gekend, met zittingen die plaatsvonden in 2014, 2015 en uiteindelijk in 2023. Tijdens de zitting op 19 juli 2023 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman. De rechtbank constateerde dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om te beslissen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. Tevens volgde de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was in de vordering, aangezien de Poolse autoriteiten het EAB hadden ingetrokken. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot behandeling van het EAB.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer 13/029133-23 EAB II (was: 13/751143-13)
Datum uitspraak: 19 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 26 november 2013 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 maart 2009 door
the District Court Criminal Department III in Jelenia Góra(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 17 januari 2014
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 januari 2014, in aanwezigheid van mr. A. Oswald, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.J. van der Velden, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is voor onbepaalde tijd geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de mogelijkheid te onderzoeken van overname door Nederland van de straf die ten grondslag ligt aan het EAB.
Zitting 6 maart 2015
De behandeling van het EAB is met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon voortgezet in de stand van de vorige zitting in aanwezigheid van mr. A. Oswald, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.J. van der Velden en door een tolk in de Poolse taal. Het onderzoek ter zitting is gesloten.
Tussenuitspraak van 20 maart 2015
Het onderzoek ter zitting is heropend en geschorst voor onbepaalde tijd in afwachting van de procedure in de zaak [medeverdachte] (parketnummer 13/751068-13).
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak zou moeten doen voor onbepaalde tijd verlengd. De reden hiervan is gelegen in het feit dat de rechtbank er vanwege de aanhouding er niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
Zitting 19 juli 2023
De behandeling van het EAB is, met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw, in gewijzigde samenstelling voortgezet in aanwezigheid van
mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en
hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. R. Malewicz, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [1] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.
De beslistermijn is weliswaar in de tussenuitspraak van 20 maart 2015 voor onbepaalde tijd verlengd maar deze verlenging heeft gelet op de wetswijziging van de OLW van 1 april 2021, waarin is bepaald dat een dergelijke verlenging niet langer mogelijk is, geen eerbiedigende werking. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk dient te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB nu de Poolse autoriteiten het EAB hebben ingetrokken.
De rechtbank volgt de officier van justitie in bovengenoemd standpunt.

4.Beslissing

VERKLAARThet Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot het in behandeling nemen van het EAB
.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 22 OLW.
2.Tenzij sprake is van een verlenging op grond van het kaderbesluitconforme uitgelegde artikel 22, vierde lid (oud), OLW: Rb. Amsterdam 15 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1803