In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2023 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door Polen op 4 maart 2009, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1981. De behandeling van het EAB heeft een lange procesgang gekend, met zittingen die plaatsvonden in 2014, 2015 en uiteindelijk in 2023. Tijdens de zitting op 19 juli 2023 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman. De rechtbank constateerde dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken, wat de rechtbank niet ontsloeg van haar verplichting om te beslissen. De rechtbank oordeelde dat er geen wettelijke grondslag meer bestond voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. Tevens volgde de rechtbank het standpunt van de officier van justitie dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was in de vordering, aangezien de Poolse autoriteiten het EAB hadden ingetrokken. De rechtbank verklaarde het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in zijn vordering tot behandeling van het EAB.