ECLI:NL:RBAMS:2023:5124

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
13/136803-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot verzamelvonnis en detentiegarantie

Op 9 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Roemeense onderdaan op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een verzamelvonnis van de Roemeense autoriteiten, waarin eerder opgelegde straffen zijn samengevoegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering beoordeeld, waarbij de identiteit van de opgeëiste persoon en de grondslagen van het EAB zijn vastgesteld. De opgeëiste persoon, geboren in 1999, is gedetineerd in Nederland en heeft de Roemeense nationaliteit. Tijdens de zitting op 26 juli 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de onderliggende vonnissen die ten grondslag liggen aan het EAB, maar heeft geoordeeld dat dit geen belemmering vormt voor de overlevering. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat de overlevering geweigerd moest worden vanwege een gebrek aan kennis van het proces en de geringe ernst van de feiten, verworpen. De rechtbank concludeert dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedures en dat hij verantwoordelijk was voor het doorgeven van zijn adreswijzigingen aan de autoriteiten.

Daarnaast heeft de rechtbank de argumenten van de raadsman over de mogelijke schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU, in verband met de detentieomstandigheden in Roemenië, beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Roemeense autoriteiten een detentiegarantie hebben verstrekt, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon in een humane omgeving zal worden gedetineerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Roemenië, ook niet vanwege zijn homoseksuele geaardheid. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/136803-23
Datum uitspraak: 9 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 12 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 mei 2022 door
the Court of Oradea, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats 1] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 juli 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een onherroepelijk verzamelvonnis van
the Court of Oradea(Roemenië) van 11 april 2022 (referentie: 495/11.04.2022), inhoudende een beslissing tot samenvoeging van de vrijheidsstraffen die eerder aan de opgeëiste persoon zijn opgelegd.
Uit het EAB volgt dat aan dit verzamelvonnis de volgende onherroepelijke vonnissen ten grondslag liggen:
vonnis van
the Court of Oradeavan 8 december 2020 (referentie: 1586/08.12.2020);
vonnis van
the Court of Oradeavan 15 december 2021 (referentie: 1498/15.12.2021);
vonnis van
the Court of Oradeavan 29 december 2021 (referentie: 1571/29.12.2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 4 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit verzamelvonnis betreft de veroordelingen voor de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft bepleit dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces. De oproep voor de zitting is immers verstuurd naar het adres van zijn ouderlijk huis, waar hij op dat moment niet meer verbleef. Ook zou de opgeëiste persoon in dit proces zijn vertegenwoordigd door een door de Staat toegewezen advocaat, maar die hij niet heeft gemachtigd. De opgeëiste persoon wist dus niet dat tegen hem een strafproces zou plaatsvinden en heeft niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Daarbij heeft de raadsman de rechtbank verzocht niet af te zien van deze weigeringsgrond gelet op de geringe ernst van de feiten en het feit dat de opgeëiste persoon de schade reeds heeft vergoed.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Omdat de bevoegde autoriteit die het verzamelvonnis heeft gewezen bij het bepalen van de aard en hoogte van de straf geen beoordelingsmarge had, moeten enkel de onderliggende vonnissen worden getoetst aan artikel 12 OLW. Uit het EAB volgt dat de opgeëiste persoon bij alle drie de onderliggende vonnissen niet aanwezig is geweest bij het proces dat tot deze beslissingen heeft geleid.
Ten aanzien van het vonnis 3 (referentie 1571/29.12.2021) is bekend dat hij in persoon is gedagvaard. Daarmee doet de weigeringsgrond zich niet voor.
Ten aanzien van vonnis 1 (referentie: 1586/08.12.2020) en vonnis 2 (referentie: 1498/15.12.2021) is de weigeringsgrond wel van toepassing, maar verzoekt de officier van justitie de rechtbank van de bevoegdheid om overlevering te weigeren af te zien. De oproepen zijn verzonden naar het adres waar de opgeëiste persoon stond ingeschreven en hij heeft in beide zaken een adresinstructie gekregen, waarbij hij ook op de hoogte is gesteld van de mogelijke gevolgen indien hij een wijziging in zijn adres niet bij de justitiële autoriteiten meldt. Nu de dagvaardingen voor de zittingen naar zijn inschrijvingsadres zijn verzonden en de opgeëiste persoon niet heeft gemeld dat hij niet meer op dat adres verbleef, is hij niet in zijn verdedigingsrechten geschaad.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis, waarin drie veroordelingen zijn samengevoegd tot één straf. Blijkens de aanvullende informatie is de totale duur van de straf bepaald op basis van een wettelijke regeling op grond waarvan de bevoegde rechter geen beoordelingsmarge had. Daarmee valt dit verzamelvonnis niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. De rechtbank zal dus alleen ten aanzien van de onderliggende vonnissen moeten toetsen of de opgeëiste persoon in deze procedures zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de processen die tot de onderliggende vonnissen hebben geleid en dat deze – kort gezegd – zijn gewezen zonder dat een van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden zich heeft voorgedaan.
Op grond daarvan kan de overlevering worden geweigerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om van deze weigeringsgrond af te zien en overweegt daartoe als volgt.
Uit de aanvullende informatie van 21 en 29 juni 2023 blijkt dat de dagvaarding in alle drie de zaken is uitgereikt op het door de opgeëiste persoon opgegeven en van hem geregistreerde thuisadres, te weten: [adresgegevens] . Door de raadsman is aangevoerd dat de opgeëiste persoon op dat moment niet meer op dit adres verbleef en daarom de oproepen niet heeft ontvangen. De rechtbank verwerpt dit verweer. Immers blijkt uit de aanvullende informatie ten aanzien van vonnis 3 (1571/29.12.2020) dat de opgeëiste persoon de dagvaarding voor het proces dat tot dit vonnis heeft geleid in persoon heeft ontvangen, nu hij ‘persoonlijk’ heeft getekend voor ontvangst. Daarnaast is de opgeëiste persoon in de procedure die tot vonnis 2 (1498/15.12.2020) heeft geleid geïnstrueerd om wijzigingen in zijn adres door te geven aan de justitiële autoriteiten. Door geen adreswijziging door te geven terwijl hij kennelijk zijn ouderlijk huis op het genoemde adres had (moeten) verlaten, heeft de opgeëiste persoon naar het oordeel van de rechtbank het risico genomen dat post ten aanzien van de strafrechtelijke procedure hem niet zou bereiken en is hij dus kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot de ontvangst van officiële correspondentie over de procedure die tot vonnis 2 heeft geleid. Bovendien werd de opgeëiste persoon in deze procedures vertegenwoordigd door een door de Staat toegewezen advocaat die bij alle zittingsdagen is verschenen. Ten slotte is over de procedure die tot vonnis 1 (1586/08.12.2020) heeft geleid bekend dat de opgeëiste persoon 24 uur in voorarrest heeft doorgebracht. In aanvulling op het voorgaande leidt de rechtbank hieruit af dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het bestaan van een strafrechtelijke procedure jegens hem en dat hij ook zelf verantwoordelijkheid had kunnen nemen om geïnformeerd te worden over de plaats, datum en tijd waarop zijn zaak inhoudelijk zou worden behandeld.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: diefstal.

5.Artikel 11 OLW: artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht de overlevering te weigeren gelet op het bestaan van een reëel gevaar voor onmenselijke en vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in Roemeense detentie-instellingen gelet op zijn homoseksuele geaardheid.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat overlevering niet behoeft te worden geweigerd. Er is door de Roemeense autoriteiten de garantie gegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden overgebracht naar [detentieplaats 2] en daarna naar de [detentieplaats 3] om zijn straf te ondergaan. De omstandigheden in deze detente-instelling voldoen aan de eisen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Het is algemeen bekend dat homoseksuelen in de Roemeense samenleving niet gelijk zijn aan heteroseksuelen, maar dat betekent niet zonder meer dat er een algemeen en reëel gevaar is voor homoseksuelen in deze detentie-instelling.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [4]
The Director General of the National Administration of Penitentiariesheeft op 22 juni 2023 een detentiegarantie verstrekt inhoudende, kort weergegeven:
In view of your letter in file no. 1266/271/2022 dated 20.06.2023, concerning the request of the Dutch authorities regarding the conditions of detention for [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] .1999, in [plaats] , sentenced to 1 year 4 months imprisonment), in the event of his surrender to the Romanian authorities, we inform you of the following:
1. If the person deprived of liberty is handed over to the Romanian authorities at Henri Coandă Airport in Bucharest, he/she will initially be placed in the [detentieplaats 4] for a period of 21 days in a room that will provide a minimum of 3 square meters.
(…)
In view of the amount of the sentence, he will most likely serve his custodial sentence initially in a semi-open regime. At the same time, given his place of residence, he will most likely serve his sentence in [detentieplaats 3] to begin with.
(…)
“ [opgeëiste persoon] will be provided with a minimum individual space of 3 square metres for the duration of his sentence, including the bed and the furniture, but not including the space for the sanitary unit, the number of inmates being determined by reference to the area of the room.
The holding rooms shall provide each prisoner with an individual bed, specific furniture, heating and sanitary facilities, so that each prisoner has permanent access to drinking and hot water, sanitary facilities and facilities to satisfy physiological needs, whenever necessary in conditions of hygiene and privacy.
The right to health care, treatment and care of sentenced persons is guaranteed without discrimination as to their legal status. The right to health care includes medical intervention, primary health care, emergency health care and specialist health care. The right to care includes both health care and terminal care. Health care, treatment and care in prisons is provided, by qualified staff, free of charge, according to the law, on request or whenever necessary. Convicted persons are provided with medical care, treatment and medication free of charge, in accordance with the law.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling.
De homoseksuele geaardheid van de opgeëiste persoon maakt dat niet anders. De raadsman heeft niet aan de hand van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens onderbouwd dat ten aanzien van homoseksuele gedetineerden in penitentiaire inrichtingen in Roemenië, en in het bijzonder in de
[detentieplaats 3], sprake is van een algemeen reëel gevaar dat personen die aldaar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld vanwege hun seksuele geaardheid.
Het verweer slaagt niet.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Court of Oradea(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.M.L.A.T. Doll en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.