ECLI:NL:RBAMS:2023:5107

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
13/751596-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse vervolging

Op 16 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court in Rzeszów, Polen. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 8 juni 2021. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 27 juli 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met dertig dagen verlengd, omdat zij meer tijd nodig had om te beslissen over de overlevering.

Tijdens de behandeling van de zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen wettelijke grondslag meer bestaat voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon, aangezien de wettelijke termijn voor de beslissing was verstreken. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. In een eerdere tussenuitspraak op 10 augustus 2021 had de rechtbank al de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, evenals de strafbaarheid en het onschuldverweer.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar dat de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd die wijzen op een individueel reëel gevaar. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751596-21
RK nummer: 21/3209
Datum uitspraak: 16 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 8 juni 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 maart 2021 door de
District Court in Rzeszów(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 juli 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door raadsman, mr. C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Op 10 augustus 2021 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen, teneinde de door
The Supreme Courtin Ierland in de gevoegde zaken
Wojciech Orlowski and Jakub Lyszkiewicz v. Minister for Justice and Equality [1] gestelde prejudiciele vragen af te wachten. Om die reden heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en gelijktijdig geschorst, teneinde de beslissing over de overlevering aan te houden om op een volgende zitting te onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden is opgetreden.
De behandeling van het EAB is - met instemming van partijen gelet op de gewijzigde samenstelling van de rechtbank - hervat op de zitting van 2 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn raadsman, C.N.G.M. Starmans, advocaat te Utrecht.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft ter zitting als bepaaldelijk gemachtigd raadsman verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 10 augustus 2021

Bij tussenuitspraak is door de rechtbank reeds de grondslag en de inhoud van het EAB, de strafbaarheid en het onschuldverweer beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is
ingesteld. [3]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Courtin Rzeszów (Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.T.C. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

3.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
4.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (