Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Poznań, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the Regional Court in Poznańvan 7 juli 2020 (kenmerk: III K 13/17), gedeeltelijk gewijzigd bij vonnis van
the Court of Appeal in Poznańop 12 juli 2022 (kenmerk: II AKa 55/21).
the Court of Appealheeft geleid, maar dat hij zijn verdedigingsrechten desalniettemin niet heeft kunnen uitoefenen.
partially amended’is bij de uitspraak in hoger beroep en het feit dat er een afzonderlijk vonnis is gewezen in hoger beroep duiden er naar het oordeel van de rechtbank op dat dit ook is gebeurd en dat daarmee de beslissing II AKa 55/21 onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de opgeëiste persoon tijdens het verhoor door de officier van justitie en ter zitting heeft verklaard dat zijn advocaat ter terechtzitting in hoger beroep namens hem het woord heeft gevoerd en het hof over onderzoekswensen en bewijsverweren heeft beslist. Nog daargelaten dat artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW niet toelaten om te onderzoeken of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen indien vast staat dat hij in persoon is verschenen op het proces, volgt uit het voorgaande dat hij die verdedigingsrechten daadwerkelijk heeft kunnen uitoefenen.
4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
- oplichting;
- vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten; vervalsing van betaalmiddelen.
5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsartikelen
8.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.