ECLI:NL:RBAMS:2023:4920

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
C/13/724121 / HA ZA 22-834
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendomsgeschil over motorschip Golan na faillissement van ShipCarYachts International B.V. en CTH Beheer B.V.

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de eigendom van het motorschip Golan. De eiser, die het schip in 2019 had gekocht van CTH Beheer B.V., stelde dat hij eigenaar was, terwijl de curator van ShipCarYachts International B.V. (SCY) betwistte dat de eigendom rechtsgeldig was overgedragen. De rechtbank oordeelde dat de Golan ten tijde van het faillissement van SCY geregistreerd stond op naam van SCY, en dat de overdracht aan de eiser niet rechtsgeldig was omdat CTH niet beschikkingsbevoegd was. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet beschermd werd als verkrijger te goeder trouw, omdat de Golan als registergoed was aangemerkt en de inschrijving op naam van SCY niet was gewijzigd. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en de curator werd in zijn vorderingen tot afgifte van het schip niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser op basis van een later gesloten vaststellingsovereenkomst als eigenaar werd aangemerkt, zolang de ontbindende voorwaarde niet was vervuld. De rechtbank wees ook de vorderingen tot schadevergoeding af, omdat de eiser de koopprijs had betaald en het gebruik van het schip niet als ongerechtvaardigd kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de bestuurders van SCY en CTH niet persoonlijk aansprakelijk waren voor de schade van de eiser, en dat de curator bevoegd was om aangifte te doen tegen de eiser wegens onttrekking aan de boedel.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/724121 / HA ZA 22-834
Vonnis van 2 augustus 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. M. de Vries te NAARDEN,
tegen

1.[gedaagde 1]

in hoedanigheid van curator in het faillissement van SHIPCARYACHTS INTERNATIONAL B.V. en CTH BEHEER B.V.,
kantoorhoudende te Amsterdam,
hierna te noemen: de curator, en verder ook, afhankelijk van zijn hoedanigheid,
de curator SCY of de curator CTH,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. F.A.E. Diderich te AMSTERDAM,

2.2. [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
gedaagde partij in conventie,
niet verschenen,

3.[gedaagde 3] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
gedaagde partij in conventie,
advocaat: mr. K.R. Stephan te HAARLEM.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 maart 2023
- de akte vermeerdering eis van 16 juni 2023 met productie(s) van de curator
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 juni 2023.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ShipCarYachts International B.V. (SCY) dreef net als de aan haar gelieerde vennootschap CTH Beheer B.V. (CTH) een onderneming gespecialiseerd in het in- en verkopen van motorjachten. [gedaagde 3] en [gedaagde 2] waren in de relevante periode beiden aandeelhouder en zelfstandig bevoegde bestuurders van SCY en CTH. Zij waren toen bovendien schoonzoon respectievelijk schoonvader van elkaar.
2.2.
Het motorschip Golan is, na verwerving door CTH, op of omstreeks 26 april 2018 door CTH aan SCY verkocht en geleverd voor € 130.000.
2.3.
Blijkens een uittreksel uit het Kadaster (Eigendomsinformatie schepen) staat de Golan sinds 13 december 2018 in het Kadaster ingeschreven op naam van SCY. De Golan is gebrandmerkt met het nummer [nummer] aan de binnenzijde van de stuurboord stootwil kast.
2.4.
Op 18 april 2019 heeft [eiser] de Golan gekocht. Blijkens de in het geding gebrachte koopovereenkomst trad CTH, die daarbij werd vertegenwoordigd door [gedaagde 3] , op als verkoper.
In artikel 2.4 van de koopovereenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:
Verkoper garandeert het jacht te leveren vrij van hypotheken, pandrechten, huurkoopverplichtingen, beslagen of andere financiële verplichtingen en tevens dat het jacht niet in enig register is ingeschreven. (…) Verkoper staat in voor zijn (zelfstandige) bevoegdheid tot verkoop en levering, verkoper is momenteel alleen eigenaar van het jacht.
2.5.
De koopsom van € 199.500,- heeft [eiser] geleend en in drie termijnen via de bankrekening van CTH betaald, te weten op 24 en 28 april 2019 en op 27 mei 2019, waarna CTH de sleutels en andere toebehoren van de Golan aan [eiser] heeft overhandigd en deze de Golan is gaan gebruiken. De registratie van de Golan bij het Kadaster op naam van SCY is echter niet gewijzigd.
2.6.
In maart 2021 heeft een schuldeiser van SCY beslag gelegd op de Golan. Ter opheffing van het beslag heeft [eiser] de vordering van de schuldeiser voldaan. [gedaagde 2] heeft [eiser] vervolgens namens SCY toegezegd de Golan uit te schrijven bij het Kadaster. Die toezegging is niet nagekomen. Rond deze tijd zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met elkaar in onmin geraakt.
2.7.
Op 13 juli 2021 is SCY in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van de curator in zijn hoedanigheid.
2.8.
In een e-mail van 3 augustus 2021 van een kantoorgenoot van de curator aan [eiser] staat – samengevat en geparafraseerd – onder meer het volgende:
- op 13 juli 2021 is het faillissement uitgesproken van SCY;
- de koopovereenkomst met betrekking tot de Golan is opgesteld tussen CTH en [eiser] ;
- uit informatie van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers blijkt dat SCY de Golan op 13 december 2018 door inschrijving in het register te boek heeft laten stellen;
- op de datum van het faillissement stond SCY nog immer geregistreerd als eigenaar van de Golan;
- de Golan is dus eigendom van de gefailleerde en valt in de boedel;
- de curator betwist vooralsnog niet de rechtsgeldigheid van de koopovereenkomst, maar stelt zich op het standpunt dat het schip niet is geleverd, althans niet door een daartoe bevoegde persoon;
- levering dient plaats te vinden door middel van een notariële akte en door inschrijving in de openbare registers; een en ander is niet gebeurd;
- de koopovereenkomst is bovendien ondertekend door CTH, die beschikkingsonbevoegd was;
- nu [eiser] aldus geen eigenaar is geworden van de Golan wordt hem verzocht de sleutels en het registratiebewijs aan de curator af te geven; ook mag [eiser] geen gebruik meer maken van de Golan en mag hij de Golan niet betreden.
2.9.
[eiser] heeft geweigerd de Golan aan de curator af te geven en heeft het schip op advies van zijn toenmalige advocaat aan het zicht van de curator onttrokken.
2.10.
CTH is op 28 september 2021 op verzoek van [gedaagde 3] in staat van faillissement verklaard met aanstelling van de curator in zijn hoedanigheid.
2.11.
De curator heeft strafrechtelijk aangifte gedaan tegen [eiser] wegens onttrekking van de Golan aan de boedel van SCY.
2.12.
Bij vonnis in kort geding van 5 augustus 2022 is op vordering van [eiser] de curator veroordeeld tot uitschrijving van de Golan uit het scheepsregister door middel van een verzoek tot doorhaling.
2.13.
Op 12 september 2022 is tussen de curator en [eiser] een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer is bepaald dat de curator SCY de Golan aan [eiser] overdraagt onder de ontbindende voorwaarde dat bij in kracht van gewijsde gegaan vonnis komt vast te staan dat de Golan ten tijde van de faillietverklaring van SCY en CTH niet aan [eiser] in eigendom toebehoorde en dat de curator de aanspraak op de Golan niet op andere gronden – zoals rechtsverwerking – wordt ontzegd.
2.14.
Bij notariële akte van 2 november 2022 is de Golan door de curator aan [eiser] geleverd onder de ontbindende voorwaarde, genoemd onder 2.13.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – :
1. een verklaring voor recht dat hij de eigenaar is van de Golan, althans dat de inschrijving in het scheepsregister nietig is wegens een vormgebrek, althans dat dit vormgebrek niet aan hem kan worden tegengeworpen en hij als verkrijger te goeder trouw wordt beschermd, althans dat de claim van de curator moet worden afgewezen op grond van rechtsverwerking;
2. een verklaring voor recht dat de boedel van CTH geen aanspraken jegens [eiser] heeft terzake van het geschil rondom de verkoop en levering van de Golan aan hem;
3. de curator te veroordelen om de tegen [eiser] ingediende strafrechtelijke aangifte wegens onttrekking aan de boedel in te trekken op straffe van een dwangsom;
4. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen tot schadevergoeding, op te maken bij staat; en voorts:
5. de curator, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] te veroordelen in de proceskosten en nakosten vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] voert daartoe – samengevat – het volgende aan.
a. De Golan is niet (rechtsgeldig) teboekgesteld op naam van SCY, omdat geen
“hull identification number”(HIN) in het register is vermeld. De Golan is dan ook geen registergoed, zodat het schip door bezitsverschaffing door SCY kon worden overgedragen aan CTH en vervolgens door laatstgenoemde aan [eiser] . CTH was dan ook beschikkingsbevoegd toen de Golan aan [eiser] in bezit werd gegeven. Het ontbreken van een notariële akte staat aan verkrijging van de Golan door [eiser] niet in de weg. [eiser] kwalificeert als consument en verdient als verkrijger te goeder trouw de bescherming van artikel 3:86 BW, zeker nu in de koopovereenkomst is gegarandeerd door CTH dat de Golan niet is geregistreerd en dat CTH eigenaar is. [eiser] wordt krachtens artikel 3:118 BW beschermd als bezitter te goeder trouw, ook indien de Golan wel moet worden aangemerkt als registergoed.
b. Het recht op revindicatie van de Golan is verwerkt, doordat sprake was van een onmiskenbare vergissing. [eiser] en CTH wisten niet van de registratie. SCY heeft ingestemd met verkoop en levering van de Golan aan [eiser] en meegewerkt aan bezitsverschaffing. SCY heeft bij monde van [gedaagde 2] , voorafgaand aan haar faillissement, beloofd de registratie van de Golan ongedaan te maken. Nu SCY daarmee het recht op revindicatie heeft verwerkt, geldt dat ook voor de curator, omdat deze niet meer rechten kan uitoefenen dan SCY had. De curator is dan ook gehouden om mee te werken aan uitschrijving van de Golan.
c. Indien de Golan wordt aangemerkt als registergoed wordt [eiser] als verkrijger te goeder trouw beschermd door artikel 3:88 BW. [eiser] verwijst hierbij naar het arrest HR 15 februari 2019 (X/Majoto Holding) ECLI:NL:HR:2019:223, waarin is bepaald dat een leveringsgebrek bij cessie (i.c. het ontbreken van mededeling aan de debitor cessus) niet in de weg hoeft te staan aan de geldige vestiging van een pandrecht op de gecedeerde vordering door de cessionaris indien de pandhouder te goeder trouw is.
d. De curator heeft aangegeven ook namens CTH rechten te willen doen gelden op de Golan, zonder dat duidelijk is welke rechten dat betreft.
e. De strafrechtelijke aangifte door de curator tegen [eiser] moet worden ingetrokken, omdat de eigendomsclaim van de curator op de Golan onterecht is. Toen de curator aanspraak maakte op afgifte van de Golan heeft [eiser] op advies van zijn toenmalige advocaat het schip verplaatst naar een andere ligplaats om te voorkomen dat het aan de ketting werd gelegd. Hij was daarbij te goeder trouw.
f. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn als bestuurders van SCY en CTH persoonlijk aansprakelijk jegens [eiser] voor de schade als gevolg van de (gestelde) tekortkomingen. CTH heeft in de koopovereenkomst bij monde van [gedaagde 3] gegarandeerd dat de Golan niet geregistreerd was en dat zij eigenaar was, welke toezegging niet is nagekomen. [gedaagde 2] is zijn toezegging namens SCY om de registratie van de Golan ongedaan te maken, niet nagekomen.
3.3.
De curator en [gedaagde 3] voeren verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
De curator SCY vordert na vermeerdering van eis – samengevat – :
1. [eiser] te veroordelen tot afgifte van de Golan aan de curator SCY op straffe van een dwangsom; alsmede
Primair:
2. te verklaren voor recht dat [eiser] een gebruiksvergoeding verschuldigd is aan de curator SCY en [eiser] te veroordelen tot betaling aan de curator SCY van € 19.000 over de periode vanaf 3 augustus 2021 tot 1 mei 2023, te vermeerderen met € 1.000 per week vanaf 1 mei 2023 tot de afgifte van de Golan; althans
Subsidiair:
3. te verklaren voor recht dat [eiser] ter zake het gebruik van de Golan een schadevergoeding, wegens waardevermindering van de Golan tijdens ongeoorloofd gebruik vanaf 3 augustus 2021 tot en met kennelijk november 2022, verschuldigd is aan de curator SCY in verband met waardevermindering van de Golan en [eiser] te veroordelen tot betaling aan de curator SCY van € 11.824,72;
Primair en subsidiair:
4. [eiser] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
3.6.
[eiser] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De inzet van dit geschil betreft de eigendom van het motorschip de Golan, dat circa twee jaar voorafgaand aan het faillissement van SCY en CTH door [eiser] is gekocht van, betaald aan en in bezit gegeven door CTH. Op dat moment stond de Golan echter geregistreerd op naam van SCY en dat is zo gebleven tot na de faillissementen van de hiervoor genoemde vennootschappen. In het geschil tussen [eiser] en de curator SCY is een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij het schip aan [eiser] is overgedragen onder de ontbindende voorwaarde dat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is vastgesteld dat de Golan ten tijde van de faillietverklaring van SCY niet aan [eiser] in eigendom toebehoorde en dat hij niet wordt beschermd als verkrijger te goeder trouw of op andere gronden. De uitkomst van dit geschil is dat de eigendom van de Golan ten tijde van de faillietverklaring bij SCY berustte en dat [eiser] niet beschermd wordt tegen de eigendomsaanspraken van de curator SCY. In verband met de ontbindende voorwaarde is [eiser] echter niet gehouden tot afgifte aan de boedel SCY. De vorderingen tot schadevergoeding zullen alle worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
Wie was ten tijde van het faillissement SCY eigenaar van de Golan?
4.2.
De vordering van [eiser] onder 3.1 sub 1 betreft de vraag of SCY ten tijde van haar faillietverklaring eigenaar was van de Golan en, indien dat het geval was, of de curator van SCY gerechtigd is tot revindicatie en schadevergoeding wegens ongeoorloofd gebruik van het schip. Daarvan moet worden onderscheiden hoe de situatie is nadat door de curator levering onder ontbindende voorwaarde (2.14) heeft plaatsgevonden. Deze laatste kwestie zal worden behandeld onder 4.7. Daarnaast is aan de orde of de bestuurders van de SCY en CTH een persoonlijke ernstig verwijt kan worden gemaakt waardoor zij persoonlijk aansprakelijk zijn voor de schade van [eiser] die voortvloeit uit het geschil met de curator en of de curator gehouden is tot intrekking van de aangifte jegens [eiser] .
4.3.
Blijkens een door de curator als productie 4 overgelegd uittreksel uit de openbare registers van het kadaster stond SCY ten tijde van haar faillissement geregistreerd als gerechtigde van de Golan. Het in de registers vermelde brandmerk ( [nummer] ) correspondeert met het brandmerk van de Golan, evenals het type (Princess 60), de serienummers van de motoren ( [nummer] (de vermelding in het register eindigt op 089, maar de rechtbank gaat er, gelet op het in de aanvraag teboekstelling vermelde nummer [nummer] , van uit dat sprake is van een kennelijke verschrijving) en [nummer] ) en het bouwjaar. Het HIN nummer dat op de Golan door de curator is aangetroffen correspondeert met het in de aanvraag teboekstelling vermelde nummer, te weten [nummer] , zo heeft de curator onweersproken aangevoerd. De vermelding van het HIN nummer is bovendien geen geldigheidsvereiste voor inschrijving. De Golan was ten tijde van de faillietverklaring van SCY dan ook aan te merken als registergoed. Ten tijde van de verkoop op 26 april 2018 en levering door CTH aan SCY was dat nog niet het geval, nu de registratie dateert van 13 december 2018 (zie r.o. 2.2 en 2.3). Daaruit volgt dat SCY rechthebbende was van de Golan (en ook als zodanig geregistreerd stond) toen CTH op 18 april 2019 het schip aan [eiser] verkocht en vervolgens in gebruik gaf. Bij gebreke van een ingeschreven notariële akte van die strekking heeft overdracht van de Golan door SCY aan CTH en/of [eiser] voorafgaand aan het faillissement van SCY niet plaatsgevonden (artikel 3:89 BW). CTH was ten tijde van de overdracht dan ook niet beschikkingsbevoegd en levering aan [eiser] heeft voorafgaand aan het faillissement SCY niet plaatsgevonden.
Goede trouw?
4.4.
Voor de vraag of [eiser] beschermd wordt tegen de beschikkingsonbevoegdheid van CTH is volgens artikel 3:88 BW van belang of hij kan worden aangemerkt als verkrijger te goeder trouw en of sprake is van een overdracht. Nu de Golan kwalificeert als registergoed en op naam staat van SCY, gaat het beroep van [eiser] op goede trouw wegens zijn onbekendheid met de inschrijving, niet op (artikel 3:23 BW). Daarin ligt ook het verschil met het door [eiser] aangehaalde arrest HR 15 februari 2019 (X/Majoto Holding) ECLI:NL:HR:2019:223; artikel 3:23 BW was in die zaak niet van toepassing omdat geen sprake was van een registergoed. Daarnaast ontbreekt in het onderhavige geval de leveringshandeling, zoals onder 4.3 is overwogen. [eiser] wordt dus wegens het ontbreken van levering en goede trouw niet beschermd tegen de beschikkingsonbevoegdheid van CTH. SCY wordt dan ook aangemerkt als eigenaar van de Golan ten tijde van de faillietverklaring.
Rechtsverwerking en misbruik van bevoegdheid
4.5.
Van rechtsverwerking is sprake indien a. het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de curator zijn aanspraak op revindicatie niet meer geldend zal maken of b. de positie van [eiser] onredelijk wordt benadeeld door de revindicatie. [eiser] heeft zijn stelling dat de curator het recht heeft verwerkt om de Golan te revindiceren of dat deze zijn bevoegdheid misbruikt, uitsluitend gebaseerd op gebeurtenissen en handelingen van CTH, SCY en haar bestuurders van vóór de faillietverklaringen (en dus niet van de curator SCY). Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe de curator uitsluitend door handelingen van een ander (i.c. de failliet (of haar bestuurders)) voorafgaand aan het faillissement beperkt zou kunnen worden in de uitoefening van rechten van de boedel. Een dergelijk beroep heeft jegens de boedel immers alleen kans van slagen indien dit (mede) is gebaseerd op handelen of nalaten van de curator zelf, anders dan de enkele uitoefening van een door de wet (i.c. artikel 20 Fw) gegeven bevoegdheid tot revindicatie. De enkele omstandigheid dat zowel de verkoper (CTH) als de eigenaar (SCY) en de koper ( [eiser] ) voorafgaand aan het faillissement de bedoeling hadden om het schip in eigendom over te doen gaan op de koper (die daarvoor de koopprijs had betaald aan de verkoper) en het schip aan laatstgenoemde in gebruik hebben gegeven, is onvoldoende om het in de artikelen 20 en 35 Fw neergelegde systeem van de wet te doorbreken. Voor zover [eiser] zich heeft willen beroepen op de
nemo plus-regel, inhoudende dat niemand meer rechten kan overdragen dan waarover hij zelf beschikt, gaat dit niet op, omdat van overdracht aan de boedel of de curator geen sprake is. De conclusie is dan ook dat de Golan op het moment van faillietverklaring tot het vermogen van SCY behoorde en dat de vordering tot afgifte jegens [eiser] rechtsgeldig was. De vordering onder 3.1 sub 1. is dan ook niet toewijsbaar.
Intrekking aangifte
4.6.
Hetzelfde geldt voor de vordering tot intrekking van de aangifte. De curator was namens de boedel van SCY als rechthebbende bevoegd ter zake van de toeëigening van de Golan door [eiser] aangifte te doen (vordering 3.1 onder 3).
Revindicatie
4.7.
De vordering van de curator namens de boedel van SCY tot afgifte van de Golan is echter niet toewijsbaar (vordering 3.5 onder 1), aangezien uitgangspunt is dat [eiser] vanaf 2 november 2022 eigenaar is van de Golan door levering door de curator. De ontbindende voorwaarde van die levering wordt immers pas vervuld indien de uitspraak, waarbij is vastgesteld dat het schip ten tijde van de faillietverklaring van SCY en CTH niet aan [eiser] in eigendom toebehoorde en dat laatstgenoemde geen bescherming geniet, in kracht van gewijsde is gegaan. Aan die laatste voorwaarde (kracht van gewijsde) is niet voldaan. De verplichting tot afgifte aan de boedel SCY bestaat niet (nu en zolang) [eiser] wordt aangemerkt als eigenaar. Anders gezegd: zolang de ontbindende voorwaarde niet in vervulling is gegaan, is [eiser] rechthebbende van de Golan en bestaat voor hem geen verplichting tot afgifte. De vordering van de curator wordt in zoverre dan ook afgewezen.
Aanspraken CTH
4.8.
De vordering van [eiser] om te verklaren dat de boedel van CTH geen aanspraken heeft jegens [eiser] (3.1 sub 2) is niet toewijsbaar, nu onduidelijk is (gebleven) op welke aanspraken deze vordering betrekking heeft. Uit de stellingen van [eiser] blijkt niet op welke aanspraak van de boedel van CTH hij het oog heeft.
Schadevergoeding
4.9.
De vorderingen van de curator tot betaling van een gebruiksvergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking, althans een schadevergoeding wegens waardevermindering (3.5 onder 2 en 3) zullen eveneens worden afgewezen. Er is immers geen sprake van een verrijking van [eiser] ; hij heeft immers de koopprijs voor het schip betaald. Voor de periode na het aangaan van de vaststellingsovereenkomst geldt bovendien dat [eiser] wordt aangemerkt als eigenaar van de Golan, zodat het gebruik niet als ongerechtvaardigd kan worden aangemerkt. De subsidiaire vordering tot schadevergoeding wegens waardevermindering is evenmin toewijsbaar, omdat de schade onvoldoende geconcretiseerd is met de enkele verwijzing door de curator naar een overgelegde tabel van een afschrijving op het schip van 0,5% per maand.
Bestuurdersaansprakelijkheid
4.10.
Nu de Golan ten tijde van de faillietverklaringen tot het vermogen van SCY behoorde, is vervolgens de vraag aan de orde of de bestuurders met succes aangesproken kunnen worden voor de in dit verband door [eiser] geleden schade.
4.11.
Het is CTH die bij monde van [gedaagde 3] ten onrechte heeft gegarandeerd dat de Golan niet geregistreerd was en dat zij beschikkingsbevoegd was; CTH is voorts tekortgeschoten in de nakoming van haar leveringsverplichting. SCY is de partij die niet tijdig heeft voldaan aan haar (bij monde van de Golan gedane) toezegging de registratie van de Golan in orde te maken. Voor de eventuele schade als gevolg van een en ander zijn primair de rechtspersonen aansprakelijk. Alleen als de bestuurders voor de schade een persoonlijk ernstig verwijt treft zijn zij mede aansprakelijk.
4.12.
De aan [gedaagde 3] verweten handelingen vallen alle onder de noemer van het aangaan van verplichtingen namens CTH met de (geobjectiveerde) wetenschap dat de vennootschap de daaruit voortvloeiende verplichtingen niet zal kunnen nakomen. Voor het aannemen van bestuurdersaansprakelijkheid is in een dergelijk geval echter tevens vereist dat de bestuurder bij het aangaan van de verplichtingen wist dat de vennootschap geen verhaal zou bieden voor de daaruit voortvloeiende schade (HR 8 december 2006 (Ontvanger/ [naam] ) ECLI:NL:HR:2006:AZ0758 (tweede gevalstype)). [gedaagde 3] heeft onweersproken aangevoerd dat hij in april 2019 er nog niet op bedacht hoefde te zijn dat CTH geen verhaal zou bieden voor de schade. Het faillissement van CTH werd immers pas bijna tweeëneenhalf jaar later uitgesproken mede als gevolg van de verslechterde verhouding tussen [gedaagde 3] en [gedaagde 2] . Bij deze stand van zaken kan [gedaagde 3] naar het oordeel van de rechtbank geen persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, zodat de vordering jegens hem zal worden afgewezen.
4.13.
Tegen [gedaagde 2] is verstek verleend. De hem verweten handelingen dateren van kort voor het faillissement van SCY. De vorderingen jegens hem komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen dus worden toegewezen.
Kosten
4.14.
In conventie worden de vorderingen jegens de curator en [gedaagde 3] afgewezen en die jegens [gedaagde 2] toegewezen. [eiser] zal dan ook worden veroordeeld in de kosten (inclusief nasalaris) van de curator en van [gedaagde 3] welke tot heden ieder worden begroot op op:
- vastrecht € 314,00
- salaris advocaat 2 punten tarief II
€ 1.196,00
Totaal € 1.510,00
De door de curator gevorderde wettelijke rente over de proceskosten (inclusief nasalaris) zal worden toegewezen op de wijze zoals onder de beslissing vermeld.
[gedaagde 2] zal worden veroordeeld in de kosten (inclusief nasalaris) van [eiser] , tot heden begroot op:
- dagvaarding € 131,18
- vastrecht € 314,00
- salaris advocaat 2 punten tarief II
€ 1.196,00
Totaal € 1.641,18
4.15.
In reconventie wordt de curator SCY veroordeeld in de kosten (inclusief nasalaris) van [eiser] , tot heden begroot op:
- salaris advocaat 1 punt tarief II € 598,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst af het gevorderde jegens de curator en [gedaagde 3] ;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van de curator tot heden begroot op € 1.510,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening, en in de kosten aan de zijde van [gedaagde 3] tot heden begroot op € 1.510,00;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] tot schadevergoeding aan [eiser] , nader op te maken bij staat;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot heden begroot op € € 1.641,18,
5.5.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van de curator, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.6.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van [gedaagde 3] , begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
veroordeelt [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van de [eiser] , begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
in reconventie
5.8.
wijst af het gevorderde;
5.9.
veroordeelt de curator in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot heden begroot op € 598,00;
5.10.
veroordeelt de curator in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de curator niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
in conventie en in reconventie
5.11.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.12.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort en in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2023.