ECLI:NL:RBAMS:2023:469

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
C/13/726626 / HA RK 22-404
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen bestuursrechter wegens kennelijk ongegrond en misbruik van recht

Op 20 januari 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 12 december 2022 was ingediend. Het verzoek strekte tot wraking van mr. A.E.J.M. Gielen, een bestuursrechter te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat een procesbeslissing op zich geen grond tot wraking kan zijn. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard. Daarnaast is het verzoek ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoeker geen voldoende gronden heeft aangevoerd die zouden kunnen wijzen op partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter.

De rechtbank heeft de relevante processtukken in overweging genomen, waaronder het wrakingsverzoek zelf en de schriftelijke reacties van zowel de rechter als de verzoeker. De rechter heeft niet ingestemd met de wraking. De beoordeling van de wrakingsgronden is gebaseerd op artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat de objectieve schijn van vooringenomenheid ook kan leiden tot wraking, maar dat dit in dit geval niet is aangetoond.

De verzoeker heeft verschillende gronden aangevoerd, waaronder beschuldigingen van partijdigheid en het niet verstrekken van relevante documenten door de verweerder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze gronden niet voldoende zijn om de wraking te rechtvaardigen. Bovendien is het verzoeker eerder een verbod opgelegd om opnieuw een wrakingsverzoek in te dienen wegens misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank heeft daarom besloten dat verdere verzoeken tot wraking van de rechter in deze zaak niet in behandeling zullen worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 12 december 2022 ter zitting gedane en onder rekestnummer C/13/726626 / HA RK 22/404 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.E.J.M. Gielen, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het wrakingsverzoek van 12 december 2022,
 de zittingsaantekeningen,
 de schriftelijke reactie van de rechter van 13 december 2022,
 de schriftelijke reactie van verzoeker van 4 januari 2023 naar aanleiding van de reactie van de rechter.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank is een (beroep)zaak van verzoeker in behandeling (zaaknummer AMS 21/6086).

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat
het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Volgens verzoeker is de rechter niet alleen partijdig en vooringenomen, maar heeft hij ook geprobeerd:

i) onderzoeken ter zitting uit te voeren zonder voldoende documenten van de verweerder,
ii) hij heeft ook mijn verzoek om verweerder te verplichten om een volledige set van relevante tot de zaak betreffende en feitelijk noodzakelijk voor de onderzoeken ter zitting documenten te verstrekken afgwezenen en ook
iii) heft hij een poging gedaan om door verweerder verstrekte kennelijk valse documenten op hoorzitting als originele niet vervalste ambtelijke geschriften te gebruiken om de beslissing te nemen en dan ook
iv) hij heeft een poging gemaakt om mij te betrekken to ambtelijke misdaad die was al begaan door verweerder.”
3.5.
Voor zover de wrakingsgronden zien op de beslissing van de rechter om de zaak niet aan te houden geldt dat een rechterlijke beslissing geen grond voor wraking kan opleveren zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. In zoverre is het verzoek kennelijk ongegrond. Voor het overige is verzoeker kennelijk niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking omdat hij geen gronden heeft aangevoerd waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de rechter in de onderhavige zaken vooringenomen zou zijn, althans de objectief gerechtvaardigde schijn daarvan heeft gewekt. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
3.6.
Voor zover verzoeker heeft bedoeld in zijn nadere reactie nieuwe wrakingsgronden aan te voeren, kan daar geen acht op worden geslagen omdat alle wrakingsgronden tegelijk, en wel zodra deze ter kennis zijn gekomen van verzoeker, dienen te worden voorgedragen en niet later kunnen worden aangevuld.
3.7.
Het onderhavige wrakingsverzoek is, zoals de Wrakingskamer ambtshalve bekend is, het derde wrakingsverzoek dat verzoeker in 2022 op min of meer dezelfde gronden en zonder succes heeft ingediend. Eenmaal is verzoeker wegens misbruik van het wrakingsinstrument zelfs een verbod opgelegd om opnieuw een wrakingsverzoek in te dienen. Omdat verzoeker het middel tot wraking lichtvaardig, want zonder grond, heeft ingezet, is naar het oordeel van de Wrakingskamer sprake van misbruik van recht. Bepaald zal daarom worden dat verdere verzoeken tot wraking van de rechter belast met de behandeling van deze zaak van verzoeker niet in behandeling worden genomen.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af;
 bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking gericht tegen de rechter belast met de behandeling van de zaak van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.