Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.De feiten en het verzoek
3.De beoordeling
i) onderzoeken ter zitting uit te voeren zonder voldoende documenten van de verweerder,
Rechtbank Amsterdam
Op 20 januari 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 12 december 2022 was ingediend. Het verzoek strekte tot wraking van mr. A.E.J.M. Gielen, een bestuursrechter te Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat een procesbeslissing op zich geen grond tot wraking kan zijn. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard. Daarnaast is het verzoek ook niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verzoeker geen voldoende gronden heeft aangevoerd die zouden kunnen wijzen op partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter.
De rechtbank heeft de relevante processtukken in overweging genomen, waaronder het wrakingsverzoek zelf en de schriftelijke reacties van zowel de rechter als de verzoeker. De rechter heeft niet ingestemd met de wraking. De beoordeling van de wrakingsgronden is gebaseerd op artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat de objectieve schijn van vooringenomenheid ook kan leiden tot wraking, maar dat dit in dit geval niet is aangetoond.
De verzoeker heeft verschillende gronden aangevoerd, waaronder beschuldigingen van partijdigheid en het niet verstrekken van relevante documenten door de verweerder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat deze gronden niet voldoende zijn om de wraking te rechtvaardigen. Bovendien is het verzoeker eerder een verbod opgelegd om opnieuw een wrakingsverzoek in te dienen wegens misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank heeft daarom besloten dat verdere verzoeken tot wraking van de rechter in deze zaak niet in behandeling zullen worden genomen.