Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt de intrekking en terugvordering van eiseres’ uitkering. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Eiseres voert aan dat zij niet met [persoon] samenwoont. Zij wonen weliswaar in hetzelfde flatgebouw, maar vier etages hoger en niet in hetzelfde appartement. Ze hadden wel een relatie, maar geen gezamenlijke bankrekening en hebben een afzonderlijk huishouden. [persoon] heeft van januari 2020 tot maart 2020 in de woning van eiseres verbleven, omdat eiseres toen in het ziekenhuis verbleef en hij voor haar kinderen zorgde, maar dat maakt volgens eiseres niet dat ze samenwoonden. Eiseres en [persoon] hebben twee kinderen. Daarnaast heeft eiseres heeft ook drie kinderen uit een eerdere relatie. Op de zitting heeft eiseres ook betoogd dat de weergave in het rapport van het gesprek dat zij met de handhavingsspecialist had niet juist is. Sommige dingen heeft zij niet gezegd.
10. Het college stelt zich op het standpunt dat de onderzoeksgegevens uit het rapport een toereikende grondslag biedt voor het standpunt dat [persoon] hoofdverblijf had op het adres van eiseres. Eiseres heeft namelijk verklaard dat [persoon] vier dagen per week op het uitkeringsadres slaapt; dat eiseres en [persoon] samen met hun kinderen naar Spanje op vakantie zijn gegaan; dat [persoon] na een ziekenhuisopname voor de kinderen in haar woning heeft gezorgd en om die reden zelfs een tijdje gestopt is met zijn werk; dat [persoon] de sleutel van eiseres’ woning heeft; dat de woning van [persoon] leeg staat; dat eiseres en [persoon] besproken hebben om te gaan trouwen; dat [persoon] na zijn werk vaak blijft eten en dat [persoon] de woning van eiseres heeft gestukt en haar badkamer en keuken heeft gedaan. Ook hebben twee buren verklaard dat eiseres en [persoon] als gezin samenwonen.
11. Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit, waarbij het aan het college is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de bewijslast dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op het college rust.
12. In artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Participatiewet staat dat een gezamenlijke huishouding in ieder geval aanwezig wordt geacht als belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander.
Het oordeel van de rechtbank
13. De rechtbank stelt vast dat eiseres en [persoon] samen twee kinderen hebben. Voor de vraag of sprake is van gezamenlijke huishouding is daarom bepalend of eiseres en [persoon] in dezelfde woning hoofdverblijf hebben. Het hoofdverblijf van een betrokkene ligt daar waar zich het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven bevindt. Dit moet worden vastgesteld aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Behalve de aanwezigheid van de betrokkene in de betreffende woning, zijn ook feiten en omstandigheden van belang die licht werpen op de leefwijze van de betrokkene, zoals de plaats waar hij zijn post ontvangt en behandelt, waar hij zijn administratie bewaart, waar zijn kleding en verzorgingsproducten en andere persoonlijke spullen zich bevinden en waar hij zijn vrienden en familie ontvangt.
14. De rechtbank is van oordeel dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende grondslag bieden voor de conclusie dat eiseres en [persoon] in de te beoordelen periode in dezelfde woning hoofdverblijf hebben gehad. Het rapport geeft namelijk onvoldoende informatie over de wijze waarop eiseres en [persoon] hun leven ingericht hebben. Weliswaar staat in de verklaring van eiseres dat [persoon] vier nachten per week bij eiseres overnachtte (wat zij op de zitting betwist heeft) en vaak bij eiseres at na zijn werk, maar dit is niet doorslaggevend om aan te nemen dat het zwaartepunt van [persoon] ’s persoonlijk leven in de woning van eiseres was.In overweging 13 worden feiten en omstandigheden genoemd die een licht kunnen werpen op de leefwijze van een betrokkene, maar over geen van deze punten staat iets genoemd in het rapport.
15. Een huisbezoek had mogelijk hierover informatie gegeven, maar volgens het college was dit niet meer mogelijk, omdat eiseres had aangegeven de uitkering te willen beëindigen. In die situatie had het op de weg van het college gelegen om eiseres in plaats daarvan hierover te bevragen. Ook had het helderheid geschept als gevraagd was op welke momenten [persoon] in zijn eigen woning verbleef en waar hij het weekend doorbracht. Uit het onderzoeksrapport volgt niet dat dergelijke vragen aan eiseres zijn gesteld. Het college had ook [persoon] hierover kunnen bevragen, of bij buren van hem kunnen informeren. Het college hecht er daarnaast waarde aan dat eiseres verklaarde dat de woning van [persoon] leeg is, maar eiseres verklaarde ook dat zij in de woning van [persoon] tijd doorbracht. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij met “leeg” bedoelde dat het in de woning van [persoon] rustig was. Nu de verklaring op dit punt tegenstrijdig was, had het op de weg van het college gelegen daarop door te vragen. Dat is niet gebeurd.
16. Het college hecht ook waarde aan de verklaring van eiseres dat zij en [persoon] samen op vakantie gingen, elkaars huissleutel hadden, trouwplannen hadden en [persoon] het appartement van eiseres heeft verbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze omstandigheden niet relevant voor de vraag of eiseres en [persoon] op hetzelfde adres hoofdverblijf hebben. Tot slot leggen de verklaringen van de buren ook geen gewicht in de schaal. De verklaringen bevatten geen feiten of omstandigheden die duidelijk maken hoe zij tot de conclusie zijn gekomen dat eiseres en [persoon] samenwoonden en waarop zij hun wetenschap baseren.Bovendien is het aannemelijk dat zij door buren als gezin worden gezien, omdat zij in hetzelfde gebouw wonen en samen kinderen hebben.
17. Het college wijst ter onderbouwing van de besluiten op de verklaring van eiseres dat [persoon] in haar woning verbleef om voor de kinderen te zorgen in de periode dat eiseres in het ziekenhuis lag. Ten tijde van de bevalling van hun gezamenlijke kinderen heeft eiseres tweemaal een aantal weken in het ziekenhuis gelegen. In die periode verbleef [persoon] in de woning van eiseres om voor de kinderen te zorgen. Zijn aanwezigheid had een duidelijke reden, namelijk het verrichten van zorgtaken. Uit de verklaring van eiseres en uit hetgeen zij op de zitting heeft verklaard, leidt de rechtbank af dat [persoon] weer naar zijn eigen woning teruggekeerde toen eiseres uit het ziekenhuis werd ontslagen. Dit tijdelijke verblijf van [persoon] duidt er niet zonder meer op dat hij in die periode ook hoofdverblijf in de woning had.
18. De rechtbank concludeert dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres een gezamenlijke huishouding voerde die zij had moeten melden. Het college heeft niet aannemelijk gemaakt dat [persoon] zijn hoofdverblijf had in de woning van eiseres. Daaruit volgt dat niet aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan en dat daarom het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Hieruit vloeit voort dat de terugvordering van de uitkering ook geen stand kan houden.
19. Gelet op voorgaande kan de op zitting aangevoerde beroepsgrond van eiseres dat zij niet kan worden gehouden aan haar verklaring, onbesproken blijven. Dit kan namelijk niet tot een voor eiseres gunstiger resultaat leiden.