ECLI:NL:RBAMS:2023:4622

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
13/127347-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Roemenië

Op 27 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Constanta Tribunal in Roemenië. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 juli 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en haar raadsman, mr. L.R. Waaijer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafzaak tegen haar en dat zij stilzwijgend afstand heeft gedaan van haar recht om in persoon te verschijnen bij het proces. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling na overlevering, op basis van garanties van de Roemeense autoriteiten. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de beslissing genomen in het openbaar en heeft vastgesteld dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/127347-23
Datum uitspraak: 27 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 december 2022 door
the Constanta Tribunal(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juli 2023, in aanwezigheid van mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsman, mr. L.R. Waaijer, advocaat te Breukelen, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Constanta Courtvan 13 oktober 2022, onherroepelijk geworden op 16 november 2022 (referentie: 28171/212/2021) .
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt, met de raadsman en de officier van justitie, vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en zonder dat de uitvaardigende justitiële autoriteit een voldoende verklaring/garantie heeft verstrekt als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW.
De rechtbank ziet echter, anders dan betoogd door de raadsman en in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie, aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de volgende informatie verstrekt:
In het EAB
During the trial the convicted person was legally summoned to the address of [plaats] municipality, [adres], [plaats] county, address given in the course of criminal proceedings. The proof of receipt of the summons for the trial date of 16.02.2022 was handed over on 16.12.2021 to [persoon], the person who lives with the defendant.
For the trial date of 16.02.2022, the defendant has made a request for postponement on the grounds that she has recently given birth and cannot move to the country yet, an aspect that is confirmed by the documents in the file, given that she was pregnant during the criminal proceedings. The request for postponement was sent to the email address of the [plaats] Court on 7.02.2022. At the trial date of 13.04.2022, the defendant was absent from the trial.
(…)
The court granted a new trial date on 15.06.2022 and ordered the defendant to be summoned with a warrant and by email. On 27.04.2022 she was notified of her status as defendant and the date of the trial in the present case was communicated to her by email [mailadres]. From the minutes of the arrest warrant issued in the name of the defendant, it appears that no one answered at her home address in [plaats]. Given the absence of the defendant at the court terms granted, although attempts were made to contact her, contact was made at the previous terms but she refused to appear before the court, the court considers that sufficient steps were taken to ensure her presence, which is why it postponed the judgment to 13.10.2022 so that by criminal sentence no. 1265/2022 it ordered the sentence of 1 year and 8 months in detention.
Bij brief van 21 juni 2023:
1.The summoning to attend the trial hearing was sent to the address in [adres] which she communicated during the criminal proceedings on 30.09.2021/6.10.2021 when she gave a statement as a suspect and defendant. On 7.02.2022, by email [mailadres], she requested a new trial hearing, as she was unable to appear for the date set for 16.02.2022. In view of her absence, the court informs her that a new trial hearing has been granted in this case (15.06.2022). The communication on the new trial hearing was sent on 27.04.2022 to the email address indicated above.
2. The convicted person was informed at the time of giving her statement on 30.09.2021/6.10.2021 as a suspect/defendant, of any change of address to the effect that she is obliged to communicate in writing within 3 days any change of address and she was made aware of the tact that in case of failure to comply with this obligation, the summons and any other documents communicated to the first address shall remain valid and shall be deemed to have been taken cognizance of, as well as of the consequences of failure to comply with this obligation in the sense that a warrant of apprehension may be issued against her, and in case of evasion, the judge may order that she be place in remand custody, according to the provisions of S. 108 /2) of the Code of Criminal Procedure.
De rechtbank leidt uit deze informatie het volgende af, kort samengevat. De opgeëiste persoon heeft zelf om een nieuwe zittingsdatum gevraagd. Voor de nieuwe zitting is zij opgeroepen via een oproeping verzonden naar het door haar opgegeven adres en een email naar het emailadres dat zij had gebruikt om een nieuwe zittingsdatum te vragen. De opgeëiste persoon heeft een adresinstructie gekregen en is daarbij gewezen op de gevolgen van het niet doorgeven van een nieuw adres.
De opgeëiste persoon heeft op zitting verklaard dat zij van de zaak wist en dat zij niet op de nieuwe zitting is verschenen, omdat zij naar Duitsland was vertrokken en haar emailadres daar niet meer werkte.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het feit waarvan zij werd verdacht en van de omstandigheid dat een strafrechtelijke procedure tegen haar liep vanwege die verdenking. Verder heeft de opgeëiste persoon naar het oordeel van de rechtbank door haar vertrek naar Duitsland uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van haar recht om in persoon te verschijnen bij het proces. Gelet hierop levert de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op.
De rechtbank ziet geen aanleiding om nadere informatie op te vragen in verband met de toetsing aan artikel 12 OLW, zoals subsidiair verzocht door de raadsman. Dat verzoek wijst de rechtbank dus af.

5.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [4]
De
National Administration of Penitentiaries Bucharestheeft bij brief van 23 februari 2023 de volgende garantie verstrekt:
“In the event that the person deprived of liberty is handed over to the Romanian authorities at Hemi Coandä-Bucuresti Airport, she will be taken over by an escort of the Bucharest-Rahova Penitentiary and will be temporarily held in a prison-hospital for a maximum of 10 days in order to closely monitor her state of health. Afterwards, the prisoner will be transferred to a detention unit profiled by the category to which she will belong, most probably to Ploiesti - Tárgsorul Nou Penitentiary, in order to serve her prison sentence.
(…)
Considering the perspective of implementation of the measures contained in the "Action Plan for the period 2020-2025, drawn up in view of the execution of the Rezmives and others v. Romania pilot judgment and the judgments in the Bragadireanu v. Romania group of cases", as well as the number of inmates currently held by the National Administration of Penitentiaries, as a result of the penal policies adopted by the Romanian State, the National Administration of Penitentiaries guarantees to provide a minimum individual space of 3 square meters for the whole period of the execution of the sentence, including the bed and the related furniture, not including the space for the sanitary unit.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

7.Evenredigheid EAB

Verweer van de raadsman
De opgeëiste persoon woont met haar partner en twee zeer jonge kinderen in Duitsland. Overlevering van de opgeëiste persoon naar Roemenië levert een inbreuk op het familie- en gezinsleven van de opgeëiste persoon op. Gelet hierop en op de buitensporige straf, is overlevering in dit geval onevenredig.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie ziet in hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen beletsel voor overlevering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat de raadsman geen beroep doet op de weigeringsgrond van artikel 11 van de OLW. De raadsman erkent dat overlevering van de opgeëiste persoon aan Roemenië, gelet op artikel 52, eerste lid, van het Handvest een bij wet voorziene en dus toegestane inmenging in de uitoefening van het recht op familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 7 van het Handvest is.
De raadsman verzoekt de rechtbank om de inmenging op het familie- en gezinsleven toch als beletsel voor overlevering te zien, maar dan als uitkomst van een belangenafweging in het kader van de evenredigheid van het EAB, mede in het licht van de – volgens de raadsman – buitensporige straf.
De rechtbank overweegt in lijn met eerdere uitspraken van deze rechtbank dat voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de OLW en de evenredigheid in een concreet geval. Het stelsel van de OLW is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit, gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheden tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken.
Dat neemt niet weg dat overlevering in een concreet individueel geval onder omstandigheden onevenredig bezwarend kan zijn voor de opgeëiste persoon. Gelet op de stelselevenredigheid kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB echter slechts onder bijzondere omstandigheden slagen. Naar het oordeel van de rechtbank is van zulke bijzondere omstandigheden in dit geval niet gebleken. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Constanta Tribunal(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.