Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB, dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Poznań op 23 april 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 8 juni 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.M. Dragtenstein, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 3 jaar en 8 maanden, waarvan nog 3 jaar, 7 maanden en 28 dagen resteerden. De rechtbank heeft de weigeringsgronden van artikel 12 en artikel 6a van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld. Hoewel de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het vonnis leidde, heeft de rechtbank geoordeeld dat hij voldoende op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure tegen hem. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De raadsman heeft betoogd dat de mensenrechten van de opgeëiste persoon in gevaar zijn bij overlevering aan Polen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen individueel reëel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces is aangetoond. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat er geen weigeringsgronden zijn en heeft de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. M.C. Eggink en L. Sanders, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.D. Dijkstra.