ECLI:NL:RBAMS:2023:4206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
13/085818-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 22 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 12 april 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door het Galati District Court in Roemenië op 15 september 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1986, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 8 juni 2023 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Tijkotte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij zowel de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep in Roemenië. De overlevering werd verzocht voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden, waarvan nog één jaar en zes maanden resteerde. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië onderzocht, waarbij zorgen werden geuit over de mogelijke plaatsing van de opgeëiste persoon in een overbevolkte gevangenis.

De rechtbank concludeerde dat de detentieomstandigheden in de relevante Roemeense instellingen, namelijk Rahova en Brăila, geen beletsel vormden voor de overlevering. De rechtbank oordeelde dat er voldoende garanties waren dat de opgeëiste persoon niet het risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/085818-23
Datum uitspraak: 22 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 12 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 september 2020 door
the Galati District Court, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 juni 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Tijkotte, advocaat in Koog aan de Zaan, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence(kenmerk 1567) van 16 oktober 2019 van
the Galati District Court. Deze is op 18 maart 2020 onherroepelijk geworden door middel van de
decision(kenmerk 264) van 18 maart 2020 van
the Galati Court of Appeal.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 6 juni 2023 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij zowel de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en zes maanden, waarvan het voorarrest van ongeveer twee dagen nog wordt afgetrokken. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Dit vonnis en arrest betreffen het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat op grond van het vereiste van de dubbele strafbaarheid het feit ook in Nederland een strafbedreiging van ten minste twaalf maanden dient te hebben, slaagt niet.
Bij uitspraak van 30 oktober 2015 heeft de rechtbank artikel 7, eerste lid, OLW ter zake van niet-lijstfeiten zo uitgelegd dat in geval van executieoverlevering niet een voorwaarde inzake de hoogte van de strafbedreiging in Nederland geldt. [4] Bovendien is artikel 7, eerste lid, OLW met ingang van 1 april 2021 daarmee in overeenstemming gebracht: het vereiste inzake de strafbedreiging heeft alleen betrekking op de strafbedreiging in de uitvaardigende lidstaat.

5.Detentieomstandigheden

De raadsman heeft zijn zorgen geuit over de detentieomstandigheden in Roemenië. De verklaring van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat de opgeëiste persoon waarschijnlijk wordt geplaatst in de
Brăilagevangenis, biedt onvoldoende zekerheid dat hij niet in Giurgiu terecht komt. Primair heeft hij daarom betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd. Subsidiair heeft hij verzocht om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De officier van justitie vindt dat de individuele detentiegarantie die door de uitvaardigende justitiële autoriteit is verstrekt het algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in detentie voor de opgeëiste persoon wegneemt.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, en met name de overbevolking in penitentiaire instellingen, een algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) bestaat voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd. [5]
In de brief van de
Chief Prison Police Commissionervan 6 juni 2023 staat onder meer het volgende:
Further to the request received from the Dutch authorities, concerning the
detention conditions applicable to [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1986,
domiciled in [geboorteplaats], and sentenced to 1 year and 6 months in prison), in the
event of his transfer to the Romanian authorities, please be advised as follows:
1. If the person held in custody is surrendered to the Romanian authorities at
the Henry Coandă Airport of Bucharest, he shall be initially taken to the Bucharest-
Rahova Prison to be held in quarantine, for a period of 21 days, in a room providing a
minimum personal space 3 of square meters.
(…)
Taking into account the length of the sentence, it is most probable that he will
initially serve his custodial sentence in semi-open regime. Moreover, considering the
domicile of the person concerned, it is most probable that he will initially serve his
sentence in Brăila Prison.
(…)
Given the prospect of implementing the measures contained in the “Action Plan
for the period 2020-2025, established for the execution of the Pilot-Judgment
Rezmiveş and others v. Romania, and the Judgments delivered in the Group of Cases
Bragadireanu v. Romania”, as well as the currently registered trend of the number of
prisoners held in the custody of the National Prison Administration, after the policies
adopted by the Romanian State in criminal matters, the National Prison Administration
can provide the undertaking of a minimum personal space of 3 square meters,
throughout the execution of the sentence, including the bed and related furniture, and
excluding the floor space of the sanitary facility.
De rechtbank overweegt dat zij gelet op het arrest M.L. van het Hof van Justitie van de Europese Unie [6] uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken van penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd. Uit de hierboven vermelde informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste instantie in de
Rahova Prisonzal wordt geplaatst en dat hij daarna naar alle waarschijnlijkheid in de
Brăila Prisonzal worden gedetineerd. De rechtbank dient dan ook uitsluitend de detentieomstandigheden in deze twee instellingen te onderzoeken en ziet daarom geen aanleiding voor het stellen van aanvullende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, zoals door de raadsman is verzocht.
De rechtbank gaat uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest.
De detentieomstandigheden bieden dan ook geen beletsel voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 107, 177 Wegenverkeerswet en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan door
the Galati District Court, Roemenië voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. M.C. Eggink en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 22 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:46
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.