ECLI:NL:RBAMS:2023:4191

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
13/115854-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten en detentieomstandigheden

Op 4 juli 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Judecatoria Horezu in Roemenië. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering goedgekeurd, na een behandeling van de zaak op 20 juni 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1967 in Roemenië, is beschuldigd van verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal en overtredingen van de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft en dat de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid.

De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van verjaring en de detentieomstandigheden in Roemenië. De rechtbank verwierp deze verweren. Wat betreft de verjaring oordeelde de rechtbank dat het EAB is gebaseerd op een arrest van 27 februari 2018, waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon al eerder is veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake is van verjaring voor de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd.

Met betrekking tot de detentieomstandigheden in Roemenië, die door de verdediging als onmenselijk werden bestempeld, heeft de rechtbank de garanties van de Roemeense autoriteiten in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de geboden garanties voldoende zijn om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/115854-23
Datum uitspraak: 4 juli 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 mei 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 maart 2018 door
Judecatoria Horezu (Horezu Court of Law), Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1967,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 juni 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.H. Hillen, advocaat in Tilburg en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 111 as of 10.11.2017 of Horezu Court of Law, pronounced in file no. 1816/241/2015, definitive by Criminal Decision no 216/A as of 27.02.2018, pronounced by Pitesti Court of Appeal. Bij dit arrest is ook de tenuitvoerlegging van twee eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen bevolen, opgelegd bij het vonnis met nummer 169 en het vonnis met nummer 187.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zes jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Uit het EAB en de aanvullende informatie van 6 en 13 juni 2023 blijkt dat er een proces in hoger beroep is geweest waarbij de zaak ten gronde is behandeld. De rechtbank toetst daarom alleen het hoger beroep aan de voorwaarden van artikel 12 OLW.
Bij het proces in hoger beroep is ook de tenuitvoerlegging van twee eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen bevolen, opgelegd bij het vonnis met nummer 169 en het vonnis met nummer 187. Bij het proces wat heeft geleid tot het vonnis met nummer 187 was de opgeëiste persoon aanwezig. In alle overige processen was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar was hij daarvan wel telkens op de hoogte en had hij telkens een gemachtigd advocaat die tijdens het proces zijn verdediging heeft gevoerd. In die gevallen heeft zich dus een omstandigheid voorgedaan als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De raadsman heeft aangevoerd dat het omhakken van bomen (eiken) niet valt onder de strafbare feiten als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder eerste, OLW. Reden waarom het verzoek tot overlevering volgens hem moet worden afgewezen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wel dubbel strafbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
diefstal door twee of meer verenigde personen;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II/vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.

5.Verjaring

De raadsman heeft betoogd dat voor het vonnis met nummer 187 van 15 oktober 2014 sprake is van verjaring naar Roemeens recht. Daarom moet de overlevering hiervoor worden geweigerd.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat dit verweer niet opgaat. Aan het EAB ligt namelijk het arrest van 27 februari 2018 ten grondslag en hiervoor wordt de overlevering gevraagd.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsman vindt dat er onvoldoende garanties zijn om te voorkomen dat de opgeëiste persoon wordt onderworpen aan een onmenselijke behandeling in de Roemeense gevangenis. Met de Craiova gevangenis is blijkens het rapport van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishmentvan
14 april 2022 veel mis, zoals overbevolking, een verouderd en vervallen gebouw en onvoldoende medische zorg. Dit laatste is van belang, omdat de opgeëiste persoon een hartkwaal heeft.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegeven detentiegarantie afdoende is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU (Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
De Roemeense autoriteiten hebben bij brief van 7 juni 2023 de volgende garantie verstrekt:
Considering the address formulated in file no. 181612412015 dated 06.06.2023,
regarding the request of the Dutch authorities, regarding the conditions of detention that the
said [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag]1967, domiciled in Vȃlcea county, sentenced to a
sentence of 6 years and 2 months in prison), in the event that he is handed over to the
Romanian authorities, we inform you of the following:
1 ln the event that the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian
authorities at the Bucharest Henri Coande Airport, he will initially be deposited in the
Bucharest-Rahova Penitentiary in order to carry out the quarantine period, for a period of 21days, in a room which will ensure a minimum space of 3 sqm.
(…)
After the end of the quarantine period, the National Administration of Penitentiaries
determines the penitentiary where he will serve his custodial sentence, considering that it
should be located as close as possible to the place of residence of the convicted person.
taking into account the execution regime .
(…)
Considering the amount of the sentence and the domicile of the convicted person, he
will most likely serve the initial custodial sentence in the closed regime at theCraiova
Penitentiary.
(…)
the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum individual space of 3 square meters during the entire period of execution of the sentence, including the bed and related furniture, without including the space intended for the sanitary group .
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon.
Over hetgeen de raadsman heeft aangevoerd over de gezondheidsproblemen van de opgeëiste persoon overweegt de rechtbank het volgende.
Het stuk dat is overgelegd ter onderbouwing van de gezondheidsproblemen is in het Grieks opgesteld. Alhoewel de rechtbank niet twijfelt aan het feit dat de opgeëiste persoon problemen aan zijn hart heeft gehad, is niet onderbouwd of en in hoeverre hij voor deze klachten op dit moment nog medische behandelingen ondergaat of moet ondergaan. Gelet daarop komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de vraag of een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden met gezondheidsklachten in Roemeense penitentiaire inrichtingen het gevaar lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling wegens het uitblijven van adequate medische zorg.
Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 311 Wetboek van Strafrecht, 1 en 6 Wet op de economische delicten, artikel 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, 26 en 55 Wet wapens en munitie en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Judecatoria Horezu (Horezu Court of Law)(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 juli 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel c) en e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.