ECLI:NL:RBAMS:2023:4128

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
13-096757-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot deelname aan criminele organisatie en detentiegaranties

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De opgeëiste persoon, geboren in 2003 en met de Nederlandse nationaliteit, werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie die betrokken zou zijn bij geweldsdelicten in het drugsmilieu. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 juni 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB genoegzaam is omschreven en dat de opgeëiste persoon voldoende informatie heeft gekregen over de beschuldigingen tegen hem. De rechtbank heeft ook de detentiegaranties van de Belgische autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende zijn om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling tijdens zijn detentie in België. De rechtbank heeft het verweer van de raadsvrouw verworpen en geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij is opgemerkt dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf zal ondergaan indien hij in België wordt veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/096757-23
Datum uitspraak: 27 juni 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 26 april 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 april 2023 door de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen (België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 juni 2023, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek uitgevaardigd op 5 april 2023 door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen, met referentie dossier nr: 2022/119 OR A. Gieselink; not.nr:AN45.LB72975/22.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
De raadsvrouw heeft bepleit dat het EAB ongenoegzaam is, omdat daarin geen periode voor het deelnemen aan de criminele organisatie is vermeld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is omschreven, aangezien het een vervolgings-EAB betreft en het onderzoek nog gaande is waarbij de pleegperiode kan worden aangevuld.
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
De opgeëiste persoon wordt ervan verdacht dat hij deel zou hebben genomen aan een criminele organisatie die mogelijk bindingen zou hebben met geweldsdelicten in het kader van het drugsmilieu. Op 30 juni 2022 is in Antwerpen een woning beschoten waarbij ten minste drie verdachten betrokken zijn geweest. Twee personen zijn uit een auto gestapt en hebben geschoten, waarbij een derde de bestuurder was van het vluchtvoertuig. Het vluchtvoertuig staat op naam van de opgeëiste persoon. Uit het zendmastonderzoek komt het telefoonnummer van de opgeëiste persoon op dat moment naar voren en bij uitlezing van een telefoon van de medeverdachte komt een naam naar voren die aan de opgeëiste persoon valt te linken.
Met betrekking tot de pleegdatum overweegt de rechtbank het volgende. De opgeëiste persoon wordt er mede van verdacht deel te hebben genomen aan een criminele organisatie. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat dit strafbare feit naar zijn aard niet slechts één pleegdatum kan omvatten. Dit blijkt ook uit de feitomschrijving in het EAB. De criminele organisatie heeft op 30 juni 2022 een bedreiging met een aanslag uitgevoerd, maar in aanloop daarnaartoe zullen afspraken zijn gemaakt en activiteiten verricht om dit te kunnen verwezenlijken. Nu bovendien sprake is van een vervolgings-EAB en het onderzoek dus nog gaande is, vindt de rechtbank deze informatie omtrent de pleegdatum genoegzaam.
Dit is in lijn met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) waaruit volgt dat wijzigingen ten opzichte van de beschrijving van de tijd van het strafbare feit in het EAB zijn toegestaan, “mits zij volgen uit de elementen die zijn verzameld tijdens de procedure
die in de uitvaardigende lidstaat is gevolgd met betrekking tot de in het aanhoudingsbevel omschreven gedragingen, zij de aard van het strafbare feit niet wijzigen en zij niet leiden tot gronden tot weigering van de tenuitvoerlegging in de zin van de artikelen 3 en 4 van het kaderbesluit”. [4] De omstandigheid dat in de omschrijving slechts één concrete datum wordt genoemd, doet dus niet af aan de genoegzaamheid van de beschrijving van de strafbare feiten in het EAB.
De rechtbank verwerpt daarom het verweer.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit (deels) aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 1, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een deel van het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. Dit deel van het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings van het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, België, heeft de volgende garantie gegeven:
Met verwijzing naar uw verzoek van 15/05/2023, inzake het Europees aanhoudingsbevel dd. 05-04- 2023, uitgaande van A. Gieselink, onderzoeksrechter te Antwerpen - afdeling Antwerpen, lastens de genaamde [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] -2003) heb ik de eer u volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Overige verweren

6.1.
Belgische detentieomstandigheden
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [5]
De rechtbank stelt vast dat bij brief van 24 mei 2023, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende algemene detentiegarantie is gegeven:
Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 15 mei 2023) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] 2003) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 5 april 2023; ref. 2022/119) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Turnhout indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11 m2.
• De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
• Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen. Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

De raadsvrouw is van mening dat de door België afgegeven detentiegarantie niet voldoende is om een reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon weg te nemen, waarbij zij heeft verwezen naar het jaarverslag van de Centrale
Toezichtsraad voor het Gevangeniswezen (CTRG) over 2022. Hierin wordt onder meer gewezen op de overbevolking, de grondslapers, de verouderde infrastructuur en de beperkte mogelijkheden om deel te nemen aan dagactiviteiten. Zij stelt zich daarom primair op het standpunt dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB. Subsidiair verzoekt zij om aanhouding, om na te gaan of tijdens de aanhouding een wijziging in de omstandigheden is opgetreden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de bovenstaande garantie het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon wegneemt. Zij verwijst in dat kader naar een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
31 mei 2023, waarin een gelijkluidende garantie ook als afdoende is beschouwd. [6]
De rechtbank stelt vast dat het verslag waarnaar de raadsvrouw heeft verwezen, niet leidt tot een andere conclusie dan die in het CPT-rapport van 29 november 2022 is opgenomen, maar dat het verslag de bevindingen van het CPT juist bevestigt. De rechtbank ziet in het verslag van het CTRG dan ook geen reden om te oordelen dat de verstrekte garantie niet meer afdoende is. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door die garantie uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in deze garantie. [7] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte detentiegarantie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan
het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, Afdeling Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 juni 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 1 december 2008, C-388/08 PPU, ECLI:EU:C:2008:669 ( [naam 1] en [naam 2] ), punt 59
7.HvJ EU, 25 juli 2018,