ECLI:NL:RBAMS:2023:3552

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
13/072622-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot gewapende diefstal

Op 31 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. Het EAB, dat op 10 oktober 2022 werd uitgevaardigd, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van betrokkenheid bij een gewapende diefstal met geweld op 15 augustus 2022 in Antwerpen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de gegevens in het EAB als voldoende beschrijvend beoordeeld, waardoor de overlevering kon worden toegestaan.

De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Leyten, voerde aan dat de feitsomschrijving in het EAB niet genoegzaam was en dat de detentieomstandigheden in België zorgwekkend zijn. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, betoogde echter dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de zorgen over de detentieomstandigheden niet voldoende waren om de overlevering te weigeren. De rechtbank oordeelde dat de detentiegarantie van de Belgische autoriteiten voldoende was en dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling na overlevering.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren. De rechtbank staat de overlevering toe, waarmee de opgeëiste persoon kan worden overgedragen aan de Belgische autoriteiten voor verdere rechtsvervolging.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/072622-23
Datum uitspraak: 31 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 oktober 2022 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag 1] 1982 dan wel dan wel [geboortedag 2] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft middels een schriftelijke verklaring afstand gedaan van zijn recht om bij de zitting aanwezig te zijn is. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. J. Leyten die waarneemt voor haar kantoorgenoot mr. F.D.W. Siccama, beiden advocaat in Amsterdam-Duivendrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Surinaamse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een afzonderlijk bevel tot aanhouding bij verstek van 10 oktober 2022 afgeleverd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (referentie: OR Wendy Verhaegen 2022/146).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Genoegzaamheid
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw vindt dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de feitsomschrijving in het EAB niet genoegzaam is. De mate van betrokkenheid is onvoldoende duidelijk omschreven. Een getuige die tevens verdachte is heeft de opgeëiste persoon aangewezen als dader. Daarnaast zijn er camerabeelden waaruit de betrokkenheid van de opgeëiste persoon zou blijken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB genoegzaam is en dat de punten die de raadsvrouw aanhaalt zien op het bewijs. Deze omstandigheden moeten in België worden aangevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat het EAB gegevens moet bevatten op basis waarvan het voor de opgeëiste persoon duidelijk is waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Verder moet het voor de rechtbank duidelijk zijn of het verzoek voldoet aan de in de OLW genoemde vereisten. Zo moet het EAB een beschrijving bevatten van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd, met vermelding van, in ieder geval, het tijdstip, de plaats en de mate van betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten. Die beschrijving moet ook de naleving van het specialiteitsbeginsel kunnen waarborgen.
In deze zaak is het volgende van belang.
Naar het oordeel van de rechtbank is, in aanmerking nemende dat sprake is van een overlevering in het kader van strafrechtelijk onderzoek, met de omschrijving in het EAB voldoende duidelijk voor de opgeëiste persoon waarvoor zijn overlevering wordt verzocht, namelijk betrokkenheid bij een gewapende diefstal met geweld, in vereniging, op 15 augustus 2022 in Antwerpen, waarbij hij als (mede)dader is aangeduid. Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede nog op dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de gronden van verdenking niet hoeft te vermelden. Het is niet aan deze rechtbank is om te toetsen of er voldoende gronden zijn voor de beschreven verdenking, dan wel om de rechtmatigheid van deze gronden te beoordelen. Het verweer wordt verworpen.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de individuele detentiegarantie onvoldoende zekerheid biedt. De detentieomstandigheden in België zijn nog steeds zorgelijk. Daarom moet de overlevering worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank in eerdere zaken een soortgelijke detentiegarantie voldoende heeft geacht.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 13 april 2023, afkomstig van de adviseur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende algemene detentiegarantie is gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Turnhout indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Zoals deze rechtbank eerder heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022) [5] gaat de rechtbank aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon] alias [alias opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.