3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in onderdeel d):
de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend en
de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing en
de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet aan te tekenen, namelijk 15 dagen.
Per e-mail van 12 mei 2023 heeft de Advocaat-generaal van het parket bij het hof van beroep Antwerpen het volgende meegedeeld:
[opgeëiste persoon] kan nog steeds verzet aantekenen; dit is wel gebonden aan termijnen. De “gewone”
termijn bedraagt 15 dagen die ingaat na de uitspraak van het arrest. Echter is er ook nog een
“buitengewone” termijn dewelke eveneens 15 dagen bedraagt doch slechts ingaat vanaf het
ogenblik dat de betrokkene kennis krijgt van de betekening van de uitspraak. Wij hebben getracht het arrest aan betrokkene persoonlijk te doen betekenen via de Officier van justitie doch dit lukte niet. Daarom werd een nieuwe betekening gedaan op 26.4.2022 aan het openbaar ministerie (de zogenaamde onbekende woonst). Kennelijk heeft [opgeëiste persoon] nog geen kennis gekregen van die betekening zodat hij nog steeds verzet kan aantekenen in de buitengewone termijn.
En aanvullend per e-mail van 17 mei 2023 heeft de Advocaat-generaal van het parket bij het hof van beroep Antwerpen nog het volgende meegedeeld:
De regels met betrekking tot het verzet worden alhier geregeld door art. 187 van het Wetboek van strafvordering. (..)
M.i. is voor jullie van belang het derde lid van §1 (hetwelk ik heb aangeduid) en waaruit blijkt dat [opgeëiste persoon] nog steeds in verzet kan komen vermits [omdat, rechtbank] de verzetstermijn voor hem zal beginnen lopen na de dag waarop hij wordt overgeleverd (..).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft twijfels geuit over de verzetgarantie. Zij heeft gesteld dat deze niet onvoorwaardelijk is. In de e-mail van 12 mei 2023 staat dat de opgeëiste persoon ‘kennelijk’ nog geen kennis heeft gekregen van de betekening van het arrest. Volgens de raadsvrouw vervalt de verzetgarantie wanneer, na overlevering, in België zou blijken dat de opgeëiste persoon wel kennis heeft gekregen van de betekening van het arrest. In de e-mail van 17 mei 2023 wordt niet specifiek over de opgeëiste persoon gesproken en geeft het woord ‘vermits’ extra aanleiding voor twijfel. Tot slot heeft de raadsvrouw opgemerkt dat in beide e-mails wordt gesproken over [opgeëiste persoon] in plaats van [opgeëiste persoon] .
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat de verzetgarantie onvoorwaardelijk is; de opgeëiste persoon kan binnen vijftien dagen na de dag waarop hij wordt overgeleverd verzet aantekenen.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de verklaring in onderdeel d) van het EAB, gelezen in samenhang met voormelde e-mails van 12 en 17 mei 2023 aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich dus niet voor.
De rechtbank acht de verzetgarantie onvoorwaardelijk. In de e-mail van 12 mei 2023 is specifiek vermeld waarom de Belgische autoriteiten ervan uitgaan dat de opgeëiste persoon nog geen kennis heeft genomen van de betekening van het arrest, namelijk omdat die betekening in dit geval heeft plaatsgevonden aan een onbekende woonstede. Volgens het Belgische Wetboek van Strafvordering geldt in een dergelijk geval dat de opgeëiste persoon in België verzet kan aantekenen binnen 15 dagen na de dag van overlevering. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat dit voor deze opgeëiste persoon anders zal zijn. Integendeel, in de e-mail van 17 mei 2023 (met in de onderwerpregel een specifieke verwijzing naar de opgeëiste persoon) wordt dit nogmaals bevestigd. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank daarvan uit. Het woord ‘vermits’ geeft geen aanleiding voor twijfel, nu dit ‘omdat’ betekent. De naam [opgeëiste persoon] in beide e-mails ziet de rechtbank als een kennelijke verschrijving.