ECLI:NL:RBAMS:2023:3825

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
13-321779-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van ontruiming kraakpand en niet-naleving noodbevel burgemeester

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de ontruiming van een gekraakt pand aan [adres 2] in Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan een noodbevel van de burgemeester en het belemmeren van politiehandelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 november 2021, de dag van de ontruiming, zich had vastgeketend aan een auto voor het kraakpand, samen met andere demonstranten. De burgemeester had een noodbevel uitgevaardigd om de demonstratie te ontbinden en de aanwezigen te verwijderen, maar de rechtbank oordeelde dat dit bevel niet specifiek tegen de verdachte was gericht. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk had gehandeld in strijd met het noodbevel, omdat het bevel niet op haar van toepassing was. De rechtbank heeft de tenlastelegging niet bewezen geacht en de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van duidelijke communicatie en de juridische basis van noodbevelen in situaties van openbare orde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-321779-21
Datum uitspraak: 8 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisadministratie personen op [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat de gemachtigde raadsman van de verdachte, mr. W.H. Jebbink, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 27 november 2021 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens een noodbevel van de burgemeester van Amsterdam ex artikel 175 van de Gemeentewet, gedaan door een ambtenaar, te weten, [naam 1] , inspecteur van politie en/of een of meer andere opsporingsambtenaren, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar haar had bevolen of van haar had gevorderd zich te verwijderen, hieraan geen gevolg te geven
en/of
zij op of omstreeks 27 november 2021 te Amsterdam opzettelijk enige handeling, gedaan door een of meer ambtenaren, T-1358, werkzaam als [functie 1] bij de Eenheid Amsterdam en T-1361, werkzaam als [functie 2] bij de Eenheid Amsterdam, belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten een noodbevel van de burgemeester van Amsterdam ex artikel 175 van de Gemeentewet, de verwijdering van verdachte en/of een of meer mededaders, heeft belet, belemmerd en/of verijdeld, door zich aan een auto en aan een of meer mededaders vast te ketenen en door vastgeketend aan die auto en/of mededader te blijven.

3.De geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft verzocht de dagvaarding ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde nietig te verklaren omdat de feitelijke omschrijving van de tenlastelegging niet aansluit op het juridische (kwalificatieve) gedeelte en de tenlastelegging op dit onderdeel dus innerlijk tegenstrijdig is. Hij heeft daartoe (samengevat) het volgende aangevoerd. Aan de verdachte is ten laste gelegd, kort gezegd: het opzettelijk beletten, belemmeren of verijdelen van een handeling, ondernomen door politieambtenaren ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten een noodbevel. Tot wettelijke voorschriften worden gerekend alle voorschriften, krachtens hun bevoegdheid gegeven door een wetgevend orgaan. Dat kan zowel de formele wetgever als een lagere wetgever zijn. Een wettelijk voorschrift is een in de Nederlandse rechtsorde verbindend wettelijk voorschrift. Een noodbevel wordt gegeven door de burgemeester. De gemeenteraad komt daar niet aan te pas. Een noodbevel is daarom niet een wettelijk voorschrift; het is niet vastgesteld door een formele of lagere wetgever. Dat betekent dat het beletten, belemmeren en/of verijdelen van de uitvoering van een noodbevel niet strafbaar is op grond van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt. De tenlastelegging, die wat betreft het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde is toegesneden op artikel 184, eerste lid, Sr, tweede zinsnede, houdt in dat de verdachte opzettelijk enige handeling, gedaan door een of meer ambtenaren (hoofdagenten), ondernomen ter uitvoering van een wettelijk voorschrift, te weten een noodbevel van de burgemeester van Amsterdam ex artikel 175 van de Gemeentewet, heeft belet, belemmerd en/of verijdeld.
Ingevolge artikel 175 van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Een zodanig bevel is aan te merken als een wettelijk voorschrift in materiële zin. [1] Er is aldus geen sprake van innerlijke tegenstrijdigheid.

4.Inleiding

Op of omstreeks 16 oktober 2021 is het pand aan [adres 2] gekraakt en [locatie] gedoopt. De brandweer en bouw- en woningtoezicht hebben op 24 november 2021 in het gekraakte pand een (brand-) veiligheidsschouw uitgevoerd. Zij hebben toen brandveiligheidsrisico’s geconstateerd en hun conclusie was dat daarmee sprake was van een brandonveilige situatie. De officier van justitie heeft na advies van de brandweer de volgende dag besloten op grond van artikel 551a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) [2] tot spoedontruiming te zullen overgaan. Twee krakers hebben om dit te voorkomen een kort geding tegen de Staat aangespannen. Zij vorderden de Staat te verbieden om op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van het pand over te gaan. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 26 november 2021 de gevraagde voorziening geweigerd. De burgemeester heeft daarop in overleg met de driehoek besloten dat het kraakpand op 27 november zou worden ontruimd.
Op 27 november 2021, de dag van de ontruiming, omstreeks 13.15 uur bevond [naam 1] zich in de commandowagen van het ME-peloton waarvan hij de commandant was. De taak van het peloton was toezicht houden en handhaving van de openbare orde bij de geplande ontruiming van het kraakpand. De informatie die [naam 1] had, was dat er op dat moment voor de deur van dit kraakpand zich een groep sympathisanten van de kraakbeweging dan wel een groep krakers zou bevinden. Deze groep zou uit ongeveer 100 personen bestaan. Er was gezien dat een aantal personen zichzelf had vastgeketend aan een Renault Twingo die voor de deur van het kraakpand op het trottoir stond geparkeerd. Om 13.42 uur en 13.50 uur heeft [naam 1] via de dakmegafoon van de commandowagen de groep luid en duidelijk te verstaan gegeven dat op last van de burgemeester de demonstratie was ontbonden en dat iedereen zich hier moest verwijderen. Nadat duidelijk werd dat er vanuit de genoemde groep (bijna) niemand zich verwijderde, heeft de burgemeester een noodbevel uitgevaardigd.
Het noodbevel ‘spoedontruiming kraakpand [straatnaam] ’ van de burgemeester van Amsterdam luidde als volgt:
“Gelet op artikel 175 Gemeentewet en gezien het besluit van de burgemeester en officier van justitie, in overleg met de driehoek, dat een gekraakt pand aan [adres 2] op 27 november met spoed dient te worden ontruimd;
Overwegende dat,
  • Door de brandweer en door bouw- en woningtoezicht op woensdag 24 november een (brand-) veiligheidsschouw is uitgevoerd in het gekraakte pand aan de [straatnaam] , waarbij meerdere brandveiligheidsrisico’s zijn geconstateerd en de conclusie was dat daarmee sprake was van een brandonveilige situatie;
  • De Officier van Justitie donderdag 25 november na bovengenoemd advies van de brandweer heeft besloten tot spoedontruiming te willen overgaan;
  • De voorzieningenrechter het besluit van de Officier van Justitie na een kort geding op vrijdag 26 november in stand heeft gehouden;
  • De burgemeester daarop in overleg met de driehoek heeft besloten dat het kraakpand op zaterdag 27 november zou worden ontruimd;
  • De krakers van het pand na herhaaldelijk aanzeggen door politie de kraak niet hebben beëindigd en niet zijn vertrokken;
  • Een groep van circa 60 sympathisanten van de krakers op zaterdag 27 november om ca. 12:00 uur met spandoeken en leuzen demonstreerde voor het gebouw;
  • Dat daarbij een deel van de groep zich voor het gebouw heeft vastgeketend aan een auto waardoor de ingang werd geblokkeerd en met het kennelijke doel de spoedontruiming van het pand te voorkomen;
  • Op dat moment voor de politie onduidelijk was of en hoeveel mensen zich nog in het gekraakte pand bevonden;
  • De demonstratie rond 13:00 uur was gegroeid tot circa 100 deelnemers voor de deur van het pand en de politie hierdoor werd belemmerd in het creëren van een veilige werkruimte om het pand te kunnen ontruimen;
  • De burgemeester daarop om circa 13.20 uur op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) een aanwijzing heeft gegeven dat de demonstratie zich in de richting van het Leidseplein diende te begeven om de demonstratie daar voort te zetten, en de groep hieraan na herhaaldelijk vorderen door de politie geen gehoor gaf;
  • De burgemeester daarop om circa 13:35 uur op grond van art. 7 van de Wom uit vrees voor wanordelijkheden heeft besloten de demonstratie te ontbinden, maar de groep daaraan na herhaaldelijk vorderen geen gevolg gaf waardoor de blokkade in stand bleef;
  • Het politiewerk door de blokkade wordt bemoeilijkt en de spoedontruiming hierdoor wordt vertraagd of uitgesteld, waardoor de brandonveilige situatie voor zowel krakers als omgeving voortduurt;
  • Het grootste deel van de groep vreedzaam demonstreert en daarmee bestuurlijk verplaatsen voor hen een proportioneel middel is om de blokkade te doen beëindigen, en derhalve de voorkeur geniet boven aanhouden van de hele groep;
  • De beschikbare juridische instrumenten onvoldoende toereikend zijn om een adequaat veiligheidsniveau te garanderen en verdere verstoringen van de openbare orde te voorkomen;
  • Het daarom noodzakelijk is ter handhaving van de openbare orde en ter bescherming van de veiligheid van personen en goederen, maatregelen te treffen in de vorm van een noodbevel teneinde de groep bestuurlijk te verplaatsen;
Gelet op:
Artikel 175 van de Gemeentewet;
Beveelt:
Voor personen die zich bevinden op [adres 2] en zich alleen of in groepsverband manifesteren als deelnemer van de actie met het kennelijke doel spoedontruiming van voornoemd pand te voorkomen;
  • mee te werken aan een tijdelijke verplaatsing naar een door de burgemeester aangewezen locatie/gebied en met een door de burgemeester aangewezen middel van vervoer;
  • middelen die ingezet kunnen worden om verzet te plegen of weerstand te bieden, zoals kettingen, buizen, sloten, lijm bij eerste aanzegging af te geven aan politie;
  • identificatie niet te bemoeilijken door het dragen van bivakmutsen, helmen, sjaals of andere methoden en middelen.”
Om 14.03 uur heeft [naam 1] via de dakmegafoon van de commandowagen twee keer luid en duidelijk gezegd: “De burgemeester heeft een noodbevel afgegeven. U dient zich hier te verwijderen. Doet u dat niet, dan zal u bestuurlijk worden verplaatst.” Om 14.06 uur, heeft hij via de dakmegafoon opnieuw twee keer luid en duidelijk laten weten dat de burgemeester een noodbevel heeft afgegeven, iedereen zich hier moest verwijderen en als dat niet gebeurde men dan bestuurlijk zou worden verplaatst. Hij zag weer dat (bijna) niemand zich verwijderde.
Omstreeks 14.10 uur hebben twee secties van het ME-peloton de groep personen die nog steeds voor de deur van het kraakpand stonden, ingesloten. En zij hebben beide zijden van de [straatnaam] , links en rechts van het genoemde pand, door middel van linies afgesloten zodat een veilig werkgebied werd gecreëerd voor de uitvoering van de bestuurlijke verplaatsing en de daarop volgende ontruiming van het kraakpand. Hierop is de politie begonnen met de bestuurlijke verplaatsing van de genoemde groep personen voor het kraakpand. De verplaatsing is uitgevoerd met behulp van bussen van het Gemeente Vervoer Bedrijf.
De acht personen, onder wie de verdachte, die zich door middel van een zogenoemde lock-on hadden vastgemaakt aan de eerder genoemde Renault Twingo, zijn niet verplaatst. Nadat de mobiele eenheid de meeste personen bestuurlijk verplaatst had, heeft de politie de personen die vastzaten aan de auto aangesproken en verzocht om zich te verwijderen. Toen de verdachte hieraan niet voldeed, is zij om 15.30 uur aangehouden als verdachte van overtreding van artikel 184 Sr en door leden van de technische eenheid van de mobiele eenheid losgemaakt. Toen de acht personen waren verwijderd, werd een begin gemaakt met het betreden van het pand.

5.Het requisitoir van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en gevorderd dat de eerder uitgevaardigde strafbeschikking wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 200,- subsidiair vier dagen hechtenis.
Zij heeft (samengevat) het volgende naar voren gebracht. Op basis van artikel 175 van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd bevelen te geven. Hoewel de burgemeester de politie niet kan machtigen in zijn naam besluiten te nemen op basis van artikel 175 van de Gemeentewet, mag de burgemeester bij de uitvoering van die bevelsbevoegdheid de politie wel betrekken, zolang voldoende nauwkeurig is aangegeven wat de politie moet doen. De burgemeester heeft via het noodbevel bevolen dat de demonstranten moesten meewerken aan verplaatsing van de demonstratie, hetgeen impliceert: je verwijderen van de huidige locatie. De politie heeft hieraan uitvoering gegeven door via de megafoon om te roepen dat de demonstranten zich moesten verwijderen. Het noodbevel vormde de grondslag voor de bevelen van de politie die daarmee rechtmatig zijn gegeven. De verdachte heeft door zich niet te verwijderen uit de [straatnaam] en derhalve niet mee te werken aan de verplaatsing naar een andere locatie niet voldaan aan het gegeven bevel.
De burgemeester heeft, via het noodbevel, bevolen dat de verdachten moesten meewerken aan een verplaatsing naar een andere locatie. De politie was belast met de uitvoering daarvan door mensen weg te geleiden uit de [straatnaam] . Het noodbevel is rechtmatig uitgevaardigd en op basis van dit bevel is rechtmatig bevolen dat de verdachte zich uit de [straatnaam] diende te verwijderen. De opdracht tot verwijdering is meermalen en goed hoorbaar gegeven, eerst via de dakmegafoon en daarna in persoon tegen de verdachte. Desondanks heeft de verdachte niet aan het bevel voldaan. De verdachte heeft zich vastgeketend aan de auto en heeft hierdoor het handelen van de politie belet en feitelijk onmogelijk gemaakt.

6.Het pleidooi van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit en daartoe (samengevat) het volgende aangevoerd. Het noodbevel van de gemeente is onrechtmatig omdat (1) het voor de verdachte niet (voldoende) kenbaar was, (2) het inbreuk maakt op de vrijheid tot betoging en dus op de Grondwet, (3) er geen sprake was van een noodsituatie als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet, (4) het in strijd is met de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en evenredigheid en (5) het doel daarvan was het creëren van een basis om de demonstranten bestuurlijk te verplaatsen, terwijl daarvoor een basis in wet-of regelgeving ontbreekt. De verdachte dient voorts te worden vrijgesproken van feit 1 omdat er geen aanvang is gemaakt met het bestuurlijk verplaatsen van de verdachte zodat van niet meewerken geen sprake is geweest. De verdachte dient van feit 2 te worden vrijgesproken omdat het noodbevel niet een wettelijk voorschrift is, er geen handeling is ondernomen door de politie ter uitvoering van het noodbevel en de verdachte geen opzet had op het beletten van het werk van de politie.
Verder geldt dat een noodbevel zoals bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet niet beschouwd kan worden als een wettelijk voorschrift in de zin van artikel 184 Sr. Het eerste en het tweede feit kunnen daarom niet gekwalificeerd worden als overtreding van laatstgenoemd artikel. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit moet ook de consequentie zijn van het feit dat artikel 184 Sr strijdig is met artikel 10 en 11 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens en daarom telkens buiten toepassing moet blijven, aldus de verdediging.

7.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat de rechtmatigheid van het noodbevel in dit geval in het midden kan blijven omdat het bevel niet gericht was tegen de verdachte. Het noodbevel is gegeven om de groep personen die zich bevond op [adres 2] te verwijderen (bestuurlijk verplaatsen), zodat de politie veilig haar werk kon doen en het pand kon ontruimen. Uit het noodbevel volgt niet dat dit gericht was tegen de personen (onder wie verdachte) die door middel van een lock-on vastzaten aan de auto die voor de ingang van [locatie] stond. Anders dan de andere demonstrerende aanwezigen die niet door middel van een lock-on aan de auto vast zaten, zijn zij feitelijk ook niet bestuurlijk verplaatst. Het bleek ook niet noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de veiligheid om de personen die vastzaten aan de auto te verwijderen via een noodbevel. De verdachte wordt dan ook ten onrechte verweten dat zij niet aan het noodbevel heeft voldaan.
Ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde geldt dat niet is bewezen dat de verdachte enige handeling door de politie om uitvoering te geven aan het noodbevel heeft belet, belemmerd en/of verijdeld. De bestuurlijke verplaatsing van de personen voor het pand aan de [straatnaam] had immers al plaatsgevonden toen de verdachte is aangesproken.
Gelet op het voorgaande behoeven de verweren van de verdediging geen bespreking.
De rechtbank merkt ten overvloede op dat het besluit van de officier van justitie het kraakpand te ontruimen was gebaseerd op artikel 551a (oud) Sv. De politie heeft ingevolge artikel 3 van de Politiewet 2012 tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. De politie had op grond van dit artikel kunnen vorderen dat de verdachte zich moest verwijderen zodat het pand veilig kon worden ontruimd. Aangezien artikel 3 van de Politiewet als een wettelijk voorschrift kan worden aangemerkt ter uitvoering waarvan de in artikel 184 Sr bedoelde ambtenaren handelingen kunnen ondernemen, kan het beletten, belemmeren of verijdelen daarvan overtreding van artikel 184, eerste lid, Sr opleveren. [3]

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 6 december 2021 bekend onder CJIB-nummer 9132 5420 0458 6903.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en B. Yeşilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juni 2023.
De oudste rechter is buiten staat te tekenen.

Voetnoten

1.Vgl. HR 17 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3325,
2.Artikel 551a Sv luidde ten tijde van het ten laste gelegde: “In geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 van het Wetboek van Strafrecht kan iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats betreden. De opsporingsambtenaar is bevoegd alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, alsmede alle voorwerpen die daar ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen.”
3.Vgl. HR 29 januari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB4108,