ECLI:NL:RBAMS:2023:3731

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10359376/EA VERZ 23-191
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de geldvordering uit de nalatenschap en verzoek tot overdracht van onroerend goed

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 3 mei 2023 een tussenbeschikking gewezen in een erfrechtskwestie. De zaak betreft een verzoek van de bewindvoerder van [naam 1], de zoon van de overleden erflaatster, om de geldvordering van [naam 1] uit hoofde van de wettelijke verdeling vast te stellen op een bedrag van € 96.757,00. De erflaatster, die op 7 oktober 2020 is overleden, had een geregistreerd partnerschap met verweerder [verweerder 1]. Na het overlijden is het partnerschap ontbonden en zijn [verweerder 1] en [naam 1] erfgenamen geworden, ieder voor gelijke delen. De bewindvoerder heeft verzocht om de overdracht van een aandeel van 25% van de woning van [verweerder 1] aan [naam 1] en om beperkingen op de hypothecaire geldlening van [verweerder 1]. De bewindvoerder heeft ook zorgen geuit over de mogelijkheid dat de goederen van de nalatenschap vererven naar de nieuwe echtgenote van [verweerder 1]. Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2023 is gebleken dat [verweerder 1] niet is verschenen, ondanks een behoorlijke oproep. De kantonrechter heeft de geldvordering van [naam 1] vastgesteld op € 96.757,00, maar heeft verdere verzoeken aangehouden tot een voortgezette mondelinge behandeling op 13 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10359376 EA VERZ 23-191
beschikking van: 3 mei 2023
func.: 436

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

Stichting Beheer Privé-Gelden Cliënten Prinsenstichtingin haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam 1]

gevestigd te Purmerend
verzoekster, hierna de bewindvoerder
gemachtigde: mr. R.J. Hoff
t e g e n

[verweerder 1]

wonende te [woonplaats]
verweerder, hierna [verweerder 1]
niet verschenen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De bewindvoerder heeft een verzoekschrift ingediend, ontvangen ter griffie op 20 februari 2023.
[verweerder 1] heeft geen verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 19 april 2023 waar namens de bewindvoerder de gemachtigde is verschenen met [verweerder 2] . [verweerder 1] is niet verschenen, hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen. De griffier heeft aantekeningen bijgehouden van hetgeen is besproken. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van de bewindvoerder aanvullende stukken ingediend, waaronder een akte houdende vermeerdering van verzoek.
Ten slotte is bepaald dat er vandaag een beschikking wordt gewezen.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Uitgegaan wordt van het volgende:
1.1.
Op 7 oktober 2020 is in haar woonplaats Amsterdam overleden [erflaatster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964 (hierna erflaatster). Erflaatster had sinds 28 april 2009 een geregistreerd partnerschap met verweerder (hierna [verweerder 1] ). [verweerder 1] is thans 76 jaar oud. Dit partnerschap is door het overlijden van erflaatster ontbonden.
1.2.
[naam 1] (hierna [naam 1] ) is een zoon van erflaatster en [verweerder 1] . [naam 1] is thans 27 jaar oud. De goederen van [naam 1] zijn vanwege zijn lichamelijke toestand op 22 oktober 2021 onder bewind gesteld. Tot die datum waren [verweerder 1] en [naam 2] (een broer van erflaatster) zijn curatoren, maar omdat zij de belangen van [naam 1] onvoldoende behartigden is de stichting benoemd tot bewindvoerder. [naam 1] verblijft in zorginstelling de [naam zorginstelling] .
1.3.
Erflaatster heeft niet bij testament over haar nalatenschap beschikt. Op grond van het versterferfrecht zijn [verweerder 1] en [naam 1] , ieder voor gelijke delen, haar erfgenamen. Wel geldt de wettelijke verdeling ex artikel 4:13 BW. Dat betekent dat [naam 1] een vordering ter grootte van zijn erfdeel op de langstlevende ( [verweerder 1] ) heeft gekregen. Pas bij het overlijden van [verweerder 1] , of als hij failliet gaat of de wettelijke sanering ingaat, is die vordering opeisbaar.
1.4.
Op 14 juni 2021 is aan [naam 1] een aanslag erfbelasting opgelegd van € 2.920,00, terwijl zijn erfdeel nog niet is vastgesteld. Ook bleek [verweerder 1] inmiddels te zijn hertrouwd. [verweerder 1] is door de bewindvoerder vergeefs verzocht om informatie over de omvang van de nalatenschap van erflaatster, waardoor de bewindvoerder op 17 november 2022 tegen [verweerder 1] een kort geding heeft aangespannen.
1.5.
Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het kort geding is de zaak aangehouden tot 15 december 2022 om [verweerder 1] in staat te stellen om kopieën van diverse stukken alsnog aan te leveren. [verweerder 1] heeft een aantal stukken aangeleverd, maar niet alles waar om gevraagd werd. Vanwege een acute ziekenhuisopname van [verweerder 1] is de aanhouding verlengd tot 29 januari 2023. Omdat na de laatste aanhouding de ontbrekende stukken niet zijn aangeleverd, heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 2 maart 2023 [verweerder 1] veroordeeld tot verstrekking van de ontbrekende gegevens aan de bewindvoerder binnen 14 dagen na vonnis datum.
1.6.
Bij het verzoekschrift is de volgende berekening erfdeel overgelegd (productie 12):
BEREKENING ERFDEEL [naam 1]Gemeenschap van goederenwoning 500.000,00hypotheek115.000,00.. 385.000,00IB 2020 mw 1.507,00IB 2020 man (9/12 van € 349) 262,00bankrekening man -380,00bankrekening mwautovakantiegeld WIA mw.500,00Gemeenschap van goederen 386.889,00Aandeel mw in gvg193.444,50kosten overlijden 4.449,00ontvangen polis4.518,00.69,00Nalatenschap193.513,50Erfdeel [naam 1] 50%96.756,75

Verzoek

2. Het verzoek strekt ertoe om, na vermeerdering van het verzoek, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I.) de geldvordering van [naam 1] uit hoofde van de wettelijke verdeling vast te stellen op een bedrag van € 96.757,00 dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
II.) [verweerder 1] te veroordelen tot overdracht van een aandeel van 25% van zijn woning aan [naam 1] , althans een zodanig aandeel van de woning als de kantonrechter in goede justitie zal vaststellen;
III.) te bepalen dat het [verweerder 1] niet is toegestaan de hypothecaire geldlening, afgesloten bij de ABN AMRO tot een hoger bedrag dan € 350.000,00, althans een door de kantonrechter vast te stellen bedrag, te laten oplopen, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [verweerder 1] in strijd met deze veroordeling handelt;
IV.) te bepalen dat [verweerder 1] eens per twee jaar, te beginnen in januari 2024, een afschrift van een jaaroverzicht dient te verstrekken waarin de hoogte van de alsdan uitstaande geldlening is weergegeven, zulks onder verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat [verweerder 1] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen.
3. De bewindvoerder verzoekt, kort samengevat, vaststelling van de vordering van [naam 1] uit hoofde van de nalatenschap van erflaatster op een bedrag van € 96.757,00. De bewindvoerder voert aan dat met [verweerder 1] in feite geen overleg heeft kunnen plaatsvinden over het vaststellen van de vordering. Ook het kort geding heeft niet geleid tot een volledige inzage in de omvang van de nalatenschap. Nu [verweerder 1] bovendien opnieuw in het huwelijk is getreden, bestaat het gevaar dat de goederen van de nalatenschap vererven naar die nieuwe echtgenoot. Vanwege dat huwelijk kan de uitbetaling van het erfdeel van [naam 1] illusoir worden. Het wilsrecht van artikel 4:19 BW geeft [naam 1] de mogelijkheid om als zekerheid voor de geldvordering op [verweerder 1] overdracht te vorderen van goederen in bloot eigendom.
4. Na de indiening van het verzoek en kort voor de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder er kennis van gekregen dat [verweerder 1] op 26 september 2022 zijn hypothecaire geldlening van € 115.000,00 naar € 172.000,00 heeft verhoogd, waarbij - gelet op een hypothecaire inschrijving van € 1.310.400,00 - de bewindvoerder het sterke vermoeden heeft dat het gaat om een zogenoemde opeethypotheek. Bij een opeethypotheek hoeft er geen rente te worden betaald, waarbij de rente dan wordt bijgeschreven bij de hoofdsom. Uitgaande van een rente van 7% is in 10 jaar tijd de geldlening opgelopen naar € 338.000,00, wat een uitoefening van het wilsrecht kan frustreren. Om die reden heeft de bewindvoerder haar verzoek vermeerderd met de verzoeken onder III. en IV.
5. [verweerder 1] heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

6. Artikel 4:15 BW bepaalt dat voor zover de erfgenamen over de vaststelling van de omvang van de in artikel 13 bedoelde geldvordering niet tot overeenstemming kunnen komen, deze op verzoek van de meeste gerede partij door de kantonrechter wordt vastgesteld.
7. De onder 1.6 bedoelde berekening heeft de bewindvoerder met stukken onderbouwd. Bij de berekening is echter geen rekening gehouden met banksaldi van erflaatster en een eventueel aanwezige auto. Ten aanzien van de waarde van de eigen woning aan het [adres] heeft de bewindvoerder toegelicht dat de WOZ beschikking 2021 een waarde vermeldt van € 477.000,00. Peildatum voor de grondslag van deze waarde is 1 januari 2020. Omdat erflaatster op 7 oktober 2020 is overleden, is de woning - mede gelet op de waardstijging van woningen in 2020 - gewaardeerd op € 500.000,00. Gelet op deze toelichting zijn er geen redenen die zich verzetten tegen toewijzing van verzochte vaststelling van de vordering. De kantonrechter zal de geldvordering van [naam 1] daarom vaststellen op € 96.757,00.
8. Om te kunnen beslissen op de verzoeken onder II. III en IV zal de kantonrechter eerst [verweerder 1] de gelegenheid geven zich daarover uit te laten. Daartoe heeft de kantonrechter een voortgezette mondelinge behandeling bepaald in dit gerechtsgebouw op de hierna in het dictum genoemde datum en tijdstip.
9. Ter voorbereiding op de voorgezette mondelinge behandeling is met de bewindvoerder besproken dat met betrekking tot het door [naam 1] uit te oefenen wilsrecht, namelijk de overdracht van een deel van de woning van [verweerder 1] in bloot eigendom aan [naam 1] , een concept notariële akte zal worden overgelegd.
10. Partijen worden in de gelegenheid gesteld tot uiterlijk vijf werkdagen voor de voortgezette mondelinge behandeling, onder vermelding van het zaaknummer, stukken ter griffie per post (postbus 70515, 1007 KM Amsterdam) of per e-mail (Erfrecht.amsterdam@rechtspraak.nl) in te dienen, onder gelijktijdige verzending van een kopie naar de (gemachtigde van) de wederpartij.
11. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
Verzoek tot vaststelling geldvordering:
stelt de geldvordering van [naam 1] vast op € 96.757,00;
Overige verzoeken:
roept partijen op om te verschijnen op de voortgezette mondelinge behandeling op de zitting van
dinsdag 13 juni 2023 te 10:30 uurin dit gerechtsgebouw;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. M. van Walraven, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2023 door mr. A.W.J. Ros, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter