In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 20 juni 2023 een beschikking gegeven in een erfrechtskwestie. De zaak betreft de overdracht van een aandeel in een onroerende zaak, waarbij de bewindvoerder van de verzoekster, die in Purmerend is gevestigd, een verzoek heeft ingediend. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.J. Hoff, heeft de rechtbank verzocht om de overdracht van 25% van de woning van de verweerder, die niet is verschenen op de zitting. De kantonrechter heeft eerder op 3 mei 2023 al een beschikking gegeven, waarin de verzoeken van de bewindvoerder zijn behandeld, maar waarbij enkele verzoeken zijn aangehouden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2023 heeft de bewindvoerder toegelicht dat er geen contact is geweest met de verweerder en dat er geen toestemming van de echtgenote van de verweerder nodig is voor de overdracht, omdat het hier gaat om een beschikking van de rechtbank en niet om een overeenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeken van de bewindvoerder niet zijn weersproken door de verweerder, die niet op de zitting is verschenen. De kantonrechter heeft de verzoeken toegewezen en bepaald dat de verweerder binnen vijf dagen na betekening van de beschikking moet meewerken aan het notariële transport van 25% van de woning.
De beschikking bevat ook bepalingen over de hypothecaire geldlening van de verweerder en de verplichting om een jaaroverzicht te verstrekken. De kantonrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk in het erfrecht en de uitvoering van beschikkingen in het kader van bewindvoering.