In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Krosno, Polen. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De behandeling van het EAB vond plaats op 16 maart 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten nodig is, omdat de opgeëiste persoon wordt verdacht van feiten die ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De raadsman heeft verzocht om gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de stukken ter onderbouwing van dit verzoek te laat zijn ingediend.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar dat de opgeëiste persoon geen concrete elementen heeft aangedragen die wijzen op een individueel reëel gevaar. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.