ECLI:NL:RBAMS:2023:3717

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
13/326011-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2023 uitspraak gedaan over een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regionale Rechtbank in Krosno, Polen. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De behandeling van het EAB vond plaats op 16 maart 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, zijn opgenomen in de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten nodig is, omdat de opgeëiste persoon wordt verdacht van feiten die ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. De raadsman heeft verzocht om gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de stukken ter onderbouwing van dit verzoek te laat zijn ingediend.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar dat de opgeëiste persoon geen concrete elementen heeft aangedragen die wijzen op een individueel reëel gevaar. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/326011-22
RK nummer: 23/215
Datum uitspraak: 30 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 20 januari 2023 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 april 2018 door
the Regional Court in Krosno, II Penal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
ingeschreven op het adres:
[adres], [plaats],
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision of the District Court in Krosno of 28.02.2018(II Kp 78/18).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 5, te weten:
1) deelneming aan een criminele organisatie;
5) illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
Hoewel de zin die is opgenomen onder E2 in het EAB (“As in the above box E, point 2” ) niet geheel duidelijk is, begrijpt de rechtbank het EAB zo, dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bedoeld alle feiten onder de aangekruiste lijstfeiten te brengen. Voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteit de feiten 3 en 4 daar niet onder heeft willen scharen, zijn die feiten ook naar Nederlands recht strafbaar en is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering in de uitvoerende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan. Ter onderbouwing heeft de raadsman twee dagen voorafgaand aan de zitting enkele stukken overgelegd, waaronder een huurcontract en een werkgeversverklaring.
De officier van justitie is van oordeel dat de raadsman de stukken ter onderbouwing van de gelijkstelling te laat heeft overgelegd, zodat de rechtbank deze stukken om die reden buiten beschouwing dient te laten. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon niet aan de vereisten voor gelijkstelling voldoet, nu er geen sprake is van vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland.
De rechtbank beslist als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van deze rechtbank (sinds april 2021 bovendien wettelijk verankerd in artikel 6, derde lid en 6a, negende lid, OLW) dienen stukken ter onderbouwing van een beroep op gelijkstelling tijdig te worden overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat een termijn van 10 dagen voorafgaand aan de zitting redelijk is, zodat de stukken door de rechtbank en de officier van justitie kunnen worden bestudeerd en de officier van justitie desgewenst nog in de gelegenheid is vragen te stellen aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de verwachting dat de opgeëiste persoon al dan niet het recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel, zoals bepaald in artikel 6, derde lid, OLW. [4]
In deze zaak heeft de raadsman de stukken ter onderbouwing van het gelijkstellingsverweer twee dagen voorafgaand aan de zitting overgelegd. Gelet op het voorgaande zijn die stukken dus niet tijdig overgelegd. Om die reden zal de rechtbank de stukken buiten beschouwing laten, zodat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat aan de eerste voorwaarde is voldaan. De opgeëiste persoon komt dus niet in aanmerking voor gelijkstelling met een Nederlander.
6. Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.
8. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Krosno, II Penal Division(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie o.a. rechtbank Amsterdam 3 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8429.
5.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
6.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (