3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Zoals uit het voorgaande blijkt, ligt aan het EAB een verzamelvonnis ten grondslag, waarin de hiervoor genoemde drie eerdere veroordelingen zijn verdisconteerd. In het EAB is aangegeven dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen op het proces dat tot de beslissing in het verzamelvonnis heeft geleid. Ook is de opgeëiste persoon niet in alle gevallen in persoon verschenen in de processen die tot de onderliggende vonnissen hebben geleid. Uit de aanvullende informatie blijkt bovendien dat tegen ieder van de drie onderliggende vonnissen hoger beroep is ingesteld. Ook in hoger beroep is de opgeëiste persoon niet in alle gevallen verschenen. Zowel de aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende vonnissen en arresten in hoger beroep, waarbij onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd, als het verzamelvonnis waarbij de duur van de straffen is gewijzigd en waarbij de bevoegde rechterlijke autoriteit over een beoordelingsmarge heeft beschikt, moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW, voor zover de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de processen die tot die beslissingen heeft geleid. De rechtbank zal de vonnissen dan wel arresten in chronologische volgorde behandelen en nagaan of artikel 12 OLW van toepassing is en, zo ja, of de overlevering in het voorkomende geval dient te worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen.
Ten aanzien van vonnis I met kenmerk: II K 654/11 vanthe District Court in Tychyvan 7 mei 2014.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 19 mei 2023 blijkt dat tegen het vonnis van 7 mei 2014 van
the District Court in Tychy(II K 654/11) hoger beroep is ingesteld dat heeft geleid tot het arrest van 20 januari 2015 van het
Circuit Court in Katowice(met kenmerk: XXIII Ka 616/14). Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld.Uit de aanvullende informatie van 19 mei 2023 volgt dat in dit geval
the Circuit Court in Katowicede zaak ten gronde heeft behandeld.
In de aanvullende informatie van 19 mei 2023 staat voorts vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing in hoger beroep van
the Circuit Court in Katowiceheeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet op dat arrest van toepassing.
Ten aanzien van vonnis II met kenmerk: II K 165/14 vanthe District Court in Tychyvan 9 december 2015.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 19 mei 2023 blijkt dat tegen het vonnis van 9 december 2015 van
the District Court in Katowice(II K 165/14) hoger beroep is ingesteld dat heeft geleid tot het arrest van 1 juni 2016 van het
Circuit Court in Katowice(met kenmerk: XXIII Ka 322/16). Uit de aanvullende informatie volgt dat ook in dit geval de
Circuit Court in Katowicede zaak in feite en in rechte ten gronde heeft behandeld. De rechtbank zal daarom alleen de hoger beroepsprocedure toetsen aan artikel 12 OLW.
Standpunten ter terechtzitting
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden, omdat de opgeëiste persoon in deze hoger beroepsprocedure niet van zijn verdedigingsrechten gebruik heeft kunnen maken. Hij was niet aanwezig, geen van de omstandigheden van artikel 12 onder a tot en met d OLW doet zich voor en er is ook geen reden om af te zien van weigering.
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat voor wat betreft de procedure in hoger beroep de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW zich voordoet, maar dat er redenen zijn om af te zien van de bevoegdheid om deze weigeringsgrond toe te passen. De opgeëiste persoon is in het vooronderzoek, op 20 november 2013, als verdachte verhoord en bij dit verhoor heeft hij een adres opgegeven. In eerste aanleg is hij aanwezig geweest, evenals zijn advocaat. Deze advocaat heeft hoger beroep ingesteld. Al deze omstandigheden maken dat van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW dient te worden afgezien.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
Vervolgens is de vraag aan de orde of aanleiding bestaat om, zoals door de officier van justitie bepleit, af te zien van de bevoegdheid om deze weigeringsgrond toe te passen.
Uit de aanvullende informatie van 19 mei 2023 volgt dat de opgeëiste persoon en zijn raadslieden aanwezig waren bij de procedure in eerste aanleg. Eén van die advocaten heeft vervolgens het vonnis in eerste aanleg ontvangen en heeft daar toen hoger beroep tegen ingesteld. Uit de aanvullende informatie blijkt echter niet dat de opgeëiste persoon en deze advocaat contact met elkaar hebben gehad omtrent het vonnis in eerste aanleg en over het instellen van hoger beroep daartegen. Ook is niet gebleken van contact nadat het hoger beroep was ingesteld. De opgeëiste persoon is verder weliswaar op 20 november 2013, tijdens het vooronderzoek voorafgaand aan de procedure in eerste aanleg, als verdachte verhoord en daarbij gewezen op de verplichting om een adres op te geven waar correspondentie over de strafprocedure naar toe zal worden gezonden en om eventuele adreswijzigingen door te geven alsook gewezen op de consequenties indien hij dit niet zou doen, maar uit de aanvullende informatie kan niet worden afgeleid dat aan de opgeëiste persoon is meegedeeld dat deze verplichting zich ook zou uitstrekken over een eventuele procedure in hoger beroep. Ook anderszins blijkt niet dat de opgeëiste persoon in het kader van de procedure in hoger beroep een zogenoemde ‘adresinstructie’ heeft ontvangen. Voorts is in de aanvullende informatie niet aangegeven of de opgeëiste persoon is opgeroepen voor de zitting(en) in hoger beroep en, zo ja, op welk adres. Uit de aanvullende informatie blijkt tenslotte nog dat ten tijde van de behandeling van het hoger beroep zowel de opgeëiste persoon als zijn advocaat niet verschenen zijn.
Daarmee is niet komen vast te staan dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk bekend was met de procedure in hoger beroep en daarom ook niet dat hij al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen dat overlevering van de opgeëiste persoon geen schending van zijn verdedigingsrechten inhoudt. De rechtbank ziet, gelet op het voorgaande, geen reden om van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren af te zien en zal de overlevering daarom weigeren ten aanzien van vonnis II.
Ten aanzien van vonnis III met referentie XXI K 51/13 vanthe Circuit Court in Katowice24 oktober 2017.
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 18 mei 2023 blijkt dat tegen het vonnis van 24 oktober 2017 hoger beroep is ingesteld en dat dit heeft geleid tot het arrest van
the Katowice Court of Appealvan 12 februari 2020 (kenmerk: II AKa 50/19). Uit de aanvullende informatie van 18 mei 2023 volgt dat in dit geval
the Court of Appeal in Katowicede zaak opnieuw in feite en in rechte ten gronde heeft behandeld. De rechtbank zal daarom (uitsluitend) de hoger beroepsprocedure toetsen aan artikel 12 OLW.
Uit de aanvullende informatie volgt voorts dat de opgeëiste persoon niet is verschenen bij het proces dat tot het arrest in hoger beroep heeft geleid. Daarmee strekt het EAB tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Uit de aanvullende informatie van 18 mei 2023 blijkt dat het hoger beroep is ingesteld door zijn raadslieden. Deze gekozen raadslieden zijn op de zitting in hoger beroep op 30 januari 2020 verschenen. De opgeëiste persoon was, zo blijkt uit de bijlage bij de brief van 18 mei 2023, op de hoogte van het proces in hoger beroep, hij had zijn advocaten gemachtigd zijn verdediging te voeren, en die advocaten hebben ook daadwerkelijk zijn verdediging gevoerd. De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.
Ten aanzien van hetcumulative judgement of the Circuit Court in Katowicevan 17 november 2020 met referentienummer XXI K 104/20.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van dit verzamelvonnis, terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Uit onderdeel d) van het EAB volgt onder 3.2. het volgende:
being aware of the scheduled trial, the person had given a mandate to a legal counsellor who was either appointed by the person concerned or by the State, to defend him or her at the trial and was indeed defended by that counsellor at the trial.
De opgeëiste persoon heeft (voor zover al nodig) bevestigd dat hij op de hoogte was van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid. Gelet op het feit dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces en gedurende het proces de verdediging is gevoerd door een door de opgeëiste persoon gemachtigd advocaat, is de rechtbank van oordeel dat zich de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder b, OLW heeft voorgedaan. De weigeringsgrond is dus niet op het verzamelvonnis van toepassing.