ECLI:NL:RBAMS:2023:3480

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/067467-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een Roemeense verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die gedetineerd is in Nederland en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Het EAB is uitgevaardigd door de Rechtbank van Târgu-Mureș in Roemenië en betreft een strafvonnis van 7 juli 2022, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van drie jaar en twee maanden voor meerdere diefstallen en verkeersdelicten.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. Er zijn zorgen geuit over de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder overbevolking, die kunnen leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling. Echter, de Roemeense autoriteiten hebben een detentiegarantie verstrekt, waarin is aangegeven dat de opgeëiste persoon na overlevering in een detentieomgeving zal worden geplaatst die voldoet aan bepaalde voorwaarden, waaronder voldoende persoonlijke ruimte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, met inachtneming van de garanties die zijn gegeven door de Roemeense autoriteiten. De uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/067467-23
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 20 maart 2023 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 31 oktober 2022 door de Rechtbank van Târgu-Mureș (Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [PI]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 4 mei 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.G. Kraal, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een strafvonnis nr. 761 van de rechtbank van Târgu-Mureș (Roemenië) van 7 juli 2022 (dossiernummer: 7193/320/2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder 3.4 het volgende verklaard:
de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
-
de beslissing zal hem na overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend, en
-
de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing, en
-
de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, namelijk binnen 30 dagen vanaf de persoonlijke mededeling, na de betekening.
Het EAB noch de andere stukken van het dossier maken melding van een betekening van een dagvaarding. Anders dan in Roemeense zaken waarin blijkt dat de opgeëiste persoon wel is gedagvaard (op welke wijze dan ook), [1] is de rechtbank daarom van oordeel dat deze verklaring wel een onvoorwaardelijke garantie inhoudt.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, meermalen gepleegd
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
overtreding van artikel 41 lid 1, aanhef en onder e, van de Wegenverkeerswet 1994

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [2]
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 17 april 2023 ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie verstrekt, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
If the person deprived of freedom will be handed over to the Romanian authorities at Henri Coandă Bucharest Airport, he will be initially incarcerated at Bucharest Rahova Penitentiary in order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a detention room where he will benefit from at least 3 sq m of personal space.
(…)
Given the length of the punishment to be served, most likely he will serve his
punishment in closed regime at first. Moreover, given his domicile, at the beginning,
he will most likely serve his punishment at Aiud Penitentiary.
(…)
In consideration of the perspective of implementing the measures from the
"Action Plan for the period 2020 - 2025, drafted in order to execute the pilot judgment
Rezmives and others against Romania, as well as the judgments delivered in the
group of cases Bragadireanu against Romania", as well as the number of detainees
currently guarded by the National Administration of Penitentiaries, following the
criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of
Penitentiaries guarantees the provision of a minimum personal space of 3 sqm while
serving the punishment, including bed and afferent furniture, without including the
space for the toilet room.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie [3] . De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht, de artikelen 41, 107, 176 en 177 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Târgu-Mureș (Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. B. Yeşilgöz en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vergelijk bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 15 juni 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3433 en Rb. Amsterdam 12 april 2023, ECLI:NL:RBAM:2023:2331.
2.Zie bijvoorbeeld rechtbank Amsterdam, 11 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513, rechtsoverweging 5.
3.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.