ECLI:NL:RBAMS:2023:3447

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
13/272941-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 maart 2023 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door België was uitgevaardigd. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een verzoek dat dateert van 25 oktober 2022. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij zij zich baseerde op eerdere uitspraken en garanties van de Belgische autoriteiten. Tijdens de zittingen op 6 december 2022 en 21 februari 2023 zijn de identiteit van de opgeëiste persoon en de detentiegaranties besproken. De rechtbank concludeerde dat er een individueel reëel gevaar van onmenselijke behandeling bestond, maar dat dit gevaar door de gegeven garanties van de Belgische autoriteiten was weggenomen. De rechtbank heeft de overlevering uiteindelijk toegestaan, omdat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon, waarbij de rechtbank de argumenten van beide partijen heeft gewogen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/272941-22
RK nummer: 22/4576
Datum uitspraak: 7 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 25 oktober 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op
23 maart 2021 door het
Hof van Beroep in Antwerpen(België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 6 december 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 6 december 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is niet verschenen, maar wel zijn gemachtigde raadsman, mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Tussenuitspraak 20 december 2022
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 20 december 2022 de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, heeft getoetst aan artikel 12 OLW, heeft zich gebogen over de dubbele strafbaarheid, heeft een aantal verweren verworpen en heeft afgezien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren op grond van artikel 6a OLW. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek heropend en geschorst in verband met de detentieomstandigheden in België. [1] De rechtbank heeft geconcludeerd dat sprake is van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) voor de opgeëiste persoon in detentie in België. Omdat bij wijziging van de omstandigheden dit gevaar alsnog zou kunnen worden uitgesloten, heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering aangehouden om op de volgende zitting te onderzoeken of die eventuele wijziging in de omstandigheden zou zijn opgetreden. De rechtbank heeft daartoe een redelijke termijn gesteld van maximaal 60 dagen. [2]
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen om die reden ook met 60 dagen verlengd. [3]
Zitting 21 februari 2023
De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 21 februari 2023 voortgezet in de stand waarin het zich bevond op het moment van de schorsing. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon is wederom bijgestaan door zijn raadsman.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en heeft vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere zaak geoordeeld dat er thans een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in België. [4]
Bij brief van 3 januari 2023 van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, Dienst internationale samenwerking in strafzaken - Centrale autoriteit is, de volgende garantie gegeven:
(…)
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen ( [afdeling] ).
(…)
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm;
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau;
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen. Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.
(…)
Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan de welke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegeven detentiegarantie niet voldoet, omdat hij betwist dat er in de praktijk daadwerkelijk wordt gehandeld zoals is beschreven in de detentiegarantie. De overlevering moet daarom primair worden geweigerd. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de behandeling van de vordering aan te houden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie afdoende is.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele detentiegarantie. [5]
De rechtbank is, gelet op deze garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat het vastgestelde individuele reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de EU hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. De rechtbank verwerpt het primaire verweer en wijst het subsidiaire aanhoudingsverzoek af.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 140 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

6.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Hof van Beroep in Antwerpen(België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 7 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Zie artikel 11 van de OLW.
3.Zie artikel 22, eerste, derde en zesde lid van de OLW.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.