[eiser 2] stelt dat zij heeft gedwaald over het bestaan van een negatieve waarde gedurende de looptijd van de renteswaps, de saldibewakingsplicht die daaraan is gekoppeld en de gevolgen van de negatieve waarde bij vroegtijdige beëindiging van de renteswaps. Zij stelt dat zij, als zij daarmee vooraf bekend was geweest, de swaps niet had afgesloten.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [naam 3] meegedeeld dat hij in 2008 heeft gevraagd wat het zou kosten als [eiser 2] zelf de cancellable swap zou beëindigen en dat Rabobank toen heeft geantwoord dat dit € 120.000 zou kosten. Dit strookt met de inhoud van de in 2.12 vermelde notitie van Rabobank. Daaruit kan worden afgeleid dat [eiser 2] in 2008 al wist dat een renteswap een negatieve waarde kan vertegenwoordigen die bij tussentijdse beëindiging van de swap betaald moet worden. In het in 2.18 vermelde jaarverslag van [bedrijf 1] over 2010 werd daarnaast expliciet melding gemaakt van de negatieve waarde van de twee renteswaps. Uit dit alles leidt de rechtbank af dat [eiser 2] al in 2008 maar in elk geval in 2010 heeft ontdekt dat een renteswap een negatieve waarde kan ontwikkelen.
De rechtbank gaat ervan uit dat [eiser 2] met haar stelling dat zij heeft gedwaald over de saldibewakingsplicht doelt op het Afgesproken bedrag, tot welk bedrag de marktwaarde van de swap negatief mag zijn zonder dat dit aanleiding geeft voor het nemen van maatregelen door Rabobank.
Rabobank heeft in dit verband onbetwist aangevoerd dat het Afgesproken bedrag niet een kenmerk is van een renteswap waarover kan worden gedwaald, aangezien het slechts een signaalfunctie vervult en bij [eiser 2] geen maatregelen zijn genomen, bijvoorbeeld door extra zekerheden te verlangen, omdat de negatieve waarde steeds lager was dan het Afgesproken bedrag. Overwogen wordt dat ook als dit anders zou zijn, een vernietigingsvordering in dit verband is verjaard aangezien [eiser 2] al in 2005 een TIF heeft ondertekend, evenals een Bijlage verschaffing van dekking waarnaar het TIF verwijst voor wat betreft het Afgesproken bedrag (zie 2.4). In de Bijlage verschaffing van dekking wordt de werking van het Afgesproken bedrag uitgelegd. Voor zover moet worden aangenomen dat [eiser 2] ondanks deze informatie uit 2005 bij het afsluiten van de renteswaps in 2007 en 2008 heeft gedwaald over de werking en functie van het Afgesproken bedrag, moet ervan worden uitgegaan dat zij bij het invullen en ondertekenen van de TIF’s in 2010, 2011 en 2012 moet hebben ontdekt dat zij op dat punt heeft gedwaald. In die TIF’s werden steeds nieuwe Afgesproken bedragen overeengekomen en daarin werd ook steeds verwezen naar de Bijlage verschaffing van dekking.
Nu gesteld noch gebleken is dat [eiser 2] binnen drie jaar na genoemde ontdekkingsmomenten in 2010 de verjaring heeft gestuit of een vernietigingsvordering heeft ingesteld, geldt dat ook in dit verband een vernietigingsvordering is verjaard.