Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Waar deze zaak over gaat
2.Het geding
3.Feiten
Euro Interbank Offered Rate.Dat is het rentetarief waartegen banken die tot het Euribor-panel behoren, leningen - gedenomineerd in euro’s en met een bepaalde looptijd - aanbieden aan andere tot dat panel behorende banken. Het 1-maands Euribor tarief is sinds het najaar van 2008 tot eind 2021 vooral gedaald.
Verklaren de volgende wijzigingen te zijn overeengekomen
De bank behoudt zich het recht voor de opslag aan te passen[onderstreping toegevoegd, hof]. [...]
0,70%
Geldleningen met variabele rente gebaseerd op Euribor
vermeerderd met een opslag. Dit rentepercentage wordt afgerond op twee cijfers achter de komma. Het door de Schuldenaar te betalen bedrag zal bij elke rente wijziging worden herberekend onder handhaving van de looptijd.
De Bank is bevoegd de opslag te wijzigen. Over die wijziging zal zij de Schuldenaar op voorhand schriftelijk informeren.” [onderstrepingen toegevoegd, hof]
4 Rente
vermeerderd met een opslag. Dit rentepercentage wordt afgerond op drie cijfers achter de komma. [...]
De Bank is bevoegd de opslag te wijzigen. Over die wijziging zult u op voorhand schriftelijk geïnformeerd worden. [onderstrepingen toegevoegd, hof]
De bank mag deze opslag altijd veranderen. Dit laten wij u tevoren weten.”[onderstreping toegevoegd, hof]
4.Beoordeling
In het kader van de richtlijn [93/13, toevoeging hof] komt betekenis toe aan de vraag of het beding is opgenomen in de bijlage bij de richtlijn, houdende een (indicatieve en niet-uitputtende) lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt […]”. Grief 3 betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat ook als de uitzondering in punt 2(b), eerste alinea, van de Bijlage opgaat, nog steeds moet zijn voldaan aan wat in punt 1 (j) van de Bijlage staat, zodat de desbetreffende bedingen nog steeds een geldige in de overeenkomst uitgedrukte reden moeten bevatten. Grief 4 richt zich tegen de gedachte van de rechtbank dat er gescheiden en afzonderlijk moet worden getoetst aan de bepalingen van de Bijlage en aan het transparantievereiste van Richtlijn 93/13. Grief 5 richt zich ertegen dat de rechtbank de verschillende voorwaarden voor de toepasselijkheid van de uitzondering van punt 2(b), eerste alinea, van de Bijlage ten onrechte niet als cumulatieve, maar als alternatieve voorwaarden heeft aangemerkt.
. [1]
oneerlijke handelspraktijken
loan to value-ratio).
loan to value-ratiowijzigt. De leningnemers konden die uitleg in de gegeven omstandigheden ook niet redelijkerwijs aan de bepaling toekennen; het feit dat er – afhankelijk van de
loan to value ratio– op enig moment voor verschillende klantengroepen verschillende percentages opslag golden, betekent niet dat de leningnemers mochten verwachten dat die
loan to value ratiode enige component, of de enige variabele component, van de opslag vormde.
loan to value ratio, voortvloeit dat die opslag niet om andere redenen kan worden verhoogd.
loan to value-ratio, valt de beoordeling van de gevolgen daarvan buiten de reikwijdte van deze collectieve actie.
fundingmix); dat de financiering niet
back-to-backper hypotheek, of per groep hypotheken, maar voor ABN AMRO als geheel wordt aangetrokken; en dat zij voor de kostprijsberekening van de Euribor-hypotheken, op grond van het in de bancaire sector gebruikelijke beleid op dit punt (het FTP-beleid), uitgaat van de liquiditeitskosten op ongedekte obligaties met een vijfjarige looptijd. Zij heeft, onderbouwd, gesteld dat de liquiditeitskosten vanaf 2008 fors zijn gestegen en dat deze stijging zich heeft vertaald in een hogere kostprijs van Euribor-hypotheken. Daarnaast zijn ook de overige kapitaaleisen voor de banken steeds strenger geworden. SDB heeft erkend dat gestegen financieringskosten een reden kunnen zijn voor het verhogen van de opslag en dat ABN AMRO gebruik maakt van een funding-strategie. De stellingen van SDB dat de Euribor-hypotheken wel
back-to-backworden gefinancierd en dat die financiering goedkoper had gekund, kunnen in het licht van het voorgaande niet leiden tot de conclusie dat de verhoging van de opslag onaanvaardbaar was. Voorts is van belang dat de leningnemers een omzettings- en beëindigingsrecht hadden dat – zoals hierboven in 4.24 e.v. uiteengezet – niet slechts formeel van aard was, en dat naar ABN AMRO onbetwist heeft gesteld, de Euribor-hypotheken na toepassing van de wijzigingsbedingen nog steeds (een van) de goedkoopste hypothecaire lening(en) vormden.