ECLI:NL:RBAMS:2023:3421

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
31 mei 2023
Zaaknummer
13.042.729-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel voor strafbare feiten in België

Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De officier van justitie had op 14 februari 2023 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 12 februari 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1991 en met de Nederlandse nationaliteit, werd verdacht van deelname aan een criminele organisatie en georganiseerde of gewapende diefstal, feiten die onder de Belgische wetgeving strafbaar zijn en waarvoor een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

Tijdens de zitting op 25 april 2023 heeft de opgeëiste persoon zijn onschuld betoogd, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om zijn onschuld aan te tonen. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden. Echter, de rechtbank accepteerde de individuele detentiegarantie die was verstrekt door de Belgische autoriteiten, waarin werd gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in een humane omgeving zou worden gedetineerd.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, zodat hij kan worden vervolgd voor de strafbare feiten in België. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.042.729-23
Datum uitspraak: 9 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 14 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 februari 2023 door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in ‘ [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 april 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. S. van Minderhout, advocaat in Breda, namens mr. H.M. Dunsbergen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek, uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, op 12.02.2023.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgische recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 1 en 18, te weten:
Deelneming aan een criminele organisatie
Georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten. De onderbouwing van het vermoeden van schuld is erg mager. Zijn betrokkenheid bij de feiten is niet duidelijk geworden. De opgeëiste persoon heeft erop gewezen dat hij heeft gepind op de dag waarop hij werd aangehouden. Dat verklaart het geldbedrag dat hij in zijn bezit had. Hij is opgehaald met een auto en nadien weer afgezet, maar heeft niets te maken met de feiten waarvan de Belgische justitiële autoriteiten hem beschuldigen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon hiermee zijn onschuld, anders dan de OLW vereist, niet tijdens het verhoor ter zitting heeft aangetoond.
De onschuldbewering leidt alleen om die reden al niet tot weigering van de overlevering. [4]

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Procureur des Konings heeft op 7 maart 2023 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit dd. 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u overgeleverde onderdaan, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland wordt overgebracht teneinde deze straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

In tegenstelling tot de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW niet van toepassing is. Het EAB ziet niet op feiten die gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. Uit de omschrijving in het EAB blijkt dat de feiten waarvan de opgeëiste persoon in België wordt verdacht geheel in België zijn gepleegd.

8.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

8.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er, gelet op de detentieomstandigheden in België, thans ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [5]
Op 7 maart 2023 is daarom namens het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden Dienst internationale samenwerking in strafzaken, de navolgende garantie ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Brugge indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2.
Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
  • De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
  • De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11 m2.o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden vande rest van de cel door een muur of scherm

o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.

  • De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
  • Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken. Aanvullende activiteiten zoals sport, arbeid en vormingsactiviteiten zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

8.2
Standpunten verdediging en officier van justitie
De raadsvrouw heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat het de vraag is of de verstrekte detentiegarantie afdoende is. Uit krantenartikelen blijkt dat in de penitentiaire inrichting in Brugge op 17 en 18 februari 2023 nog te veel gedetineerden op één cel zaten. Vervolgens is ruim twee weken later een detentiegarantie verstrekt, inhoudende dat de opgeëiste persoon in Brugge kan worden gedetineerd. Het is de vraag of de garantie kan worden nagekomen. De raadsvrouw is verder bekend met een situatie (betreffende een andere opgeëiste persoon) waarin ondanks de verstrekte detentiegarantie toch op de grond moest worden geslapen. Dat is weliswaar door een Belgische advocaat opgelost, maar dat heeft wel een aantal dagen geduurd. Gelet hierop moet geen gevolg aan de overlevering worden gegeven.
De officier van justitie heeft, kort weergegeven, tot verwerping van het verweer geconcludeerd. Er is een individuele detentiegarantie verstrekt en er is geen reden om hieraan te twijfelen.
8.3
Oordeel rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte detentiegarantie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden). Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd doet hier niet aan af. De door haar overgelegde krantenartikelen bevestigen het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van alle Belgische penitentiaire inrichtingen, waaronder Brugge, heeft aangenomen, maar doen niet af aan de verstrekte individuele detentiegarantie. De rechtbank heeft voorts geen redenen te veronderstellen dat het door de raadsvrouw genoemde voorbeeld in een ander geval - hoe zorgwekkend ook - anders moet worden geduid dan als een incident, temeer daar in dat geval kennelijk na actie van de advocaat wel spoedig een oplossing is bereikt.

9.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

10.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

11.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 9 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam, 19 augustus 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:4340.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,