ECLI:NL:RBAMS:2023:3282

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
13-322673-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering bevel tenuitvoerlegging voorwaardelijke ISD-maatregel wegens recidive bij winkeldiefstal

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd. De zaak betreft een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, die eerder was opgelegd op 23 februari 2022. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal op 11 december 2022, waarbij hij goederen heeft weggenomen uit een Albert Heijn, ondanks dat hem de toegang tot de winkel was ontzegd. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 heeft de officier van justitie, mr. S. Wirken, de vordering tot tenuitvoerlegging ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.E. Kötter, zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de voorwaarden van de voorwaardelijke ISD-maatregel heeft geschonden door opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De rechtbank heeft besloten om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar te bevelen, zonder dat er een aanvullende straf of maatregel wordt opgelegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-322673-22
Parketnummer vordering TUL: 13-325170-21
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] , thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen van de officier van justitie, mr. S. Wirken, en van wat de gemachtigde raadsman van de verdachte, mr. J.E. Kötter, naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, als deskundige gehoord.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 11 december 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, meerdere goederen, waaronder wasverzachter en/of vaatwastabletten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Albert Heijn (locatie [locatie] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. hij op of omstreeks 11 december 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in het besloten lokaal bij Albert Heijn, locatie [locatie] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 29 oktober 2022 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.
3.
De waardering van het bewijs
3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan. Gelet op het standpunt van de officier van justitie en bij gebreke aan enig bewijsverweer van de kant van de verdediging, behoeft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten geen nadere motivering.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht – op grond van de in
bijlagevervatte bewijsmiddelen waarin de redengevende feiten en omstandigheden zijn vervat – bewezen dat de verdachte:
1. op 11 december 2022 te Amsterdam, wasverzachter en vaatwastabletten, die aan Albert Heijn (locatie [locatie] ), toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. op 11 december 2022 te Amsterdam, in het besloten lokaal, bij Albert Heijn, locatie [locatie] , in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 29 oktober 2022 schriftelijk de toegang tot die Albert Heijn ontzegd voor de duur van 12 maanden.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

7.Tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij onherroepelijk vonnis van deze rechtbank van 23 februari 2022 voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel (vordering TUL) wegens schending van de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, in samenhang met zijn hierna weergegeven voorstel tot bestraffing bij een eventuele bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, verzocht de vordering TUL af te wijzen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft bij (onherroepelijk) vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2022 [1] een voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar met een proeftijd van twee jaar opgelegd gekregen. De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 12 december 2022 gevorderd dat de tenuitvoerlegging van deze maatregel wordt bevolen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd, die is ingegaan op 10 maart 2022 en in beginsel loopt tot 8 maart 2024 heeft schuldig gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde meermalen heeft overtreden. Gelet hierop zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toewijzen. Zij overweegt daartoe als volgt.
Oplegging van de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte. Uit het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 26 april 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, volgt dat eerdere op gedragsverandering gerichte inspanningen voor de verdachte op niets zijn uitgelopen. Voorts blijkt uit het bovengenoemd vonnis dat de rechtbank hem een laatste kans heeft willen geven om zijn leven op orde te krijgen en niet te recidiveren. Dit heeft de verdachte er echter niet van weerhouden om opnieuw de fout in te gaan. Verder ziet de rechtbank geen reden om anders te beslissen gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Zij betrekt daarbij het gegeven dat GGZ Reclassering Inforsa geen mogelijkheden meer ziet om bij de verdachte een gedragsverandering en een lager recidiverisico te bereiken door middel van interventies in een ambulant kader.

8.Geen straf of maatregel

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van een duur die niet langer is dan het voorarrest. Weliswaar heeft de reclassering geadviseerd om de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, maar uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 7 april 2023 blijkt dat de verdachte niet aan de criteria voor opleggen daarvan voldoet.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte bij een bewezenverklaring een gevangenisstraf moet worden opgelegd bestaande uit een onvoorwaardelijk deel overeenkomstig de duur van het voorarrest en met een fors voorwaardelijk deel als zogenoemde stok achter de deur.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor aan de orde is gekomen, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging bevelen van de eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel. Zij acht het niet passend om de verdachte daarnaast nog een straf of maatregel op te leggen. Om die reden zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. diefstal
2. het in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen
Strafbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-325170-21
Wijst de vordering toe.
Beveelt de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 23 februari 2022 opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter,
mrs. L. Dolfing en S.J. Mees-Bolle, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 mei 2023.
[...]

4.[...]