ECLI:NL:RBAMS:2022:3058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
13/325170-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met voorwaardelijke ISD-maatregel en bijzondere voorwaarden

Op 23 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte had op 1 december 2021 in Amsterdam zes paar draadloze oordoppen van Action weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. I. Barendregt, heeft een voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar geëist, met bijzondere voorwaarden, gezien de problematiek van de verdachte, die al lange tijd in aanraking is met justitie en een patroon van vermogensdelicten vertoont. De verdediging heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te helpen bij zijn verslavingsproblematiek en om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en heeft de voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals langdurige klinische behandeling en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/325170-21
Parketnummer vordering tul: 13/232673-21
Datum uitspraak: 23 februari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. I. Barendregt, en van wat de raadsman van verdachte, mr. J.E. Kötter, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 december 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, zes paar draadloze oordoppen (merk Philips en/of Grundig), in elk geval enig goederen, die geheel of ten dele aan Action, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 1 december 2021 te Amsterdam zes paar draadloze oordoppen (merk Philips en Grundig), die geheel aan Action toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar zal worden opgelegd, geheel voorwaardelijk. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarbij de bijzondere voorwaarden worden opgelegd die in het reclasseringsadvies van 10 februari 2022 zijn opgenomen. De voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan bewindvoering is van groot belang bij het kunnen doen slagen van het ingezette traject. Bij het bepalen van de vordering heeft de officier van justitie betrokken dat verdachte per 1 februari 2022 is opgenomen bij [naam kliniek] voor een langdurige klinische opname. Het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zou dit ingezette traject doorbreken.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht geen ISD-maatregel op te leggen. De voorwaarden die reeds aan verdachte zijn opgelegd in het kader van een voorwaardelijke straf onder parketnummer 13/232673-21 volstaan nu die voorwaardelijke straf ten uitvoer kan worden gelegd als verdachte zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel voorwaardelijk aan verdachte op te leggen met een proeftijd van één jaar.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 10 februari 2022, opgemaakt door mevrouw [naam]. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte komt vanaf dat hij 22 jaar oud is in aanraking met politie en justitie. Zijn strafblad wordt gekenmerkt door een patroon in het plegen van vermogensdelicten. Reclassering Inforsa constateert een verband tussen de strafbare feiten en het middelengebruik, aangezien verdachte vermogensdelicten pleegt om in zijn middelengebruik te kunnen voorzien. Op zijn veertiende levensjaar is verdachte begonnen met het gebruik van softdrugs en enkele jaren later is hij begonnen met harddrugs. Na verlieservaringen is verdachte rond zijn twintigste levensjaar begonnen met het roken van cocaïne, van waaruit zijn middelengebruik excessiever en zorgelijker is geworden. Vanaf deze periode is tevens het delictpatroon begonnen. Verdachte lijkt middelengebruik in te zetten als een inadequate en bovendien schadelijke copingsstrategie om zijn negatieve gevoelens, gedachten en problematiek te ontvluchten. Er zijn vanuit de hulpverlening meerdere interventies ingezet om dit gedrag te doorbreken, maar deze zijn niet succesvol gebleken en hebben niet geleid tot langdurige abstinentie. Verdachte heeft in 2017 de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Destijds heeft dit geleid tot vermindering van zijn problematiek en afname in delictgedrag. Verdachte is echter teruggevallen in middelengebruik waardoor de problemen zich weer opstapelden en hij zijn woning in 2021 is verloren.
Verdachte is naast zijn excessieve verslavingsproblematiek gediagnosticeerd met een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS), ADHD en een persoonlijkheidsstoornis NAO. Verdachte zou aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderlinetrekken lijden, maar dit moet nader onderzocht worden als hij vrij is van middelen. Ook zijn er signalen die duiden op een gecompliceerde rouw, waar aandacht aan besteed dient te worden.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Reclassering Inforsa heeft verdachte aangemeld voor een langdurig klinische opname bij [naam kliniek] in [locatie]. Het is duidelijk geworden dat verdachte zijn leven niet zelfstandig op de rit krijgt middels gecontroleerd gebruik. Zijn verslavingsproblematiek lijkt in verband te staan met zijn psychosociaal functioneren en zijn onbehandelde traumaklachten vanuit zijn verleden. De reclassering acht het van belang dat er gedurende zijn klinische behandeltraject tevens aandacht is voor zijn klachten van PTSS. Om de problematiek van verdachte te doorbreken en zodoende het recidiverisico te verlagen is het van belang dat de betrokken hulpverlening actief inzet op het creëren van een sterke werkalliantie. Verdachte heeft zich in de laatste weken (voor het opstellen van het rapport van 10 februari 2022) op een positieve wijze ingezet en zich geconformeerd aan de hulpverleningsafspraken teneinde een langdurig klinische opname te realiseren. Hij lijkt intrinsiek gemotiveerd te zijn om zijn leven te veranderen en zich actief in te zetten om te werken aan gedragsverandering. Per 1 februari 2022 is verdachte opgenomen bij [naam kliniek]. Hier kan verdachte gedurende maximaal een jaar worden opgenomen, teneinde het verkrijgen van diagnostiek, het behandelen van de hieruit voortvloeiende problematiek en het doorstromen naar een passende vervolgplek. Het reeds ingezette plan van aanpak omvat alle benodigde interventies, aldus de reclassering.
Reclassering Inforsa adviseert de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen aan verdachte. Een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt niet geadviseerd, omdat dit zijn reeds uitgezette klinische traject zal beëindigen. De reclassering merkt hierbij wel op dat de huidige klinische opname pas gestart is en zij daarom niet een adequate inschatting kunnen maken van de kans van slagen van de huidige klinische opname op lange termijn.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 23 februari 2022 reclasseringswerker [naam], verbonden aan Reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, te weten een diefstal.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 20 januari 2022 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de diefstal op 1 december 2021 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Uit het strafblad blijkt verder dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de ISD-maatregel opleggen. De rechtbank ziet echter aanleiding deze maatregel in voorwaardelijke vorm op te leggen. Hoewel de situatie van verdachte zeer problematisch is, ziet de rechtbank in het recent ingezette traject van opname bij [naam kliniek] met een langdurige klinische opname een alternatief voor de onvoorwaardelijke ISD-maatregel.
In dat licht vindt de rechtbank onvoorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel op dit moment een stap te ver. Mocht verdachte zich onverhoopt niet aan de gestelde voorwaarden houden, dan zal verdachte de nu voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel alsnog moeten ondergaan.

9.Afwijzen vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

De officier van justitie heeft gevorderd dat de eerder aan verdachte op 1 september 2021 voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 13/232673-21 ten uitvoer wordt gelegd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd van de voorwaardelijke straf wordt verlengd, dan wel dat de vordering wordt afgewezen.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet in de aan verdachte opgelegde maatregel echter aanleiding de vordering tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf af te wijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van twee jaar.
Beveelt dat
deze maatregel niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Langdurige klinische behandeling
Langdurige klinische behandeling bij Forensische Verslavingskliniek [naam kliniek] of gelijkwaardig geïndiceerde instelling, van maximaal één jaar. Gedurende de opname van veroordeelde dient er diagnostisch onderzoek plaats te vinden ten aanzien van zijn persoonlijkheidsstoornis NAO, traumaklachten en mogelijk gecompliceerde rouwklachten. Tevens dient medewerking te worden verleend aan de uitvoering van een IQ-onderzoek opdat er een diagnostisch referentiepunt is waarvan kan worden uitgegaan bij de inschatting van de mogelijkheden en beperkingen van veroordeelde zodat hij niet wordt onder- of overvraagd gedurende zijn (toekomstige) behandelingen. De behandeling van veroordeelde wordt op basis van de uitkomsten verder vormgegeven.
Meldplicht bij Reclassering Inforsa
Meldplicht bij Reclassering Inforsa, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de afspraken en aanwijzingen die zijn toezichthouder hem geeft.
Begeleide/beschermde woonvorm
Aansluitend op de klinische opname dient veroordeelde mee te werken aan het verkrijgen en behouden van een begeleide/beschermde woonvorm. Hij dient zich daarbij te houden aan de regels en afspraken van de woonvoorziening.
Ambulant behandeltraject
Veroordeelde dient zijn medewerking te verlenen, na de klinische opname, aan een ambulant behandeltraject zoals bij de Forensisch Ambulante Zorg van Inforsa of soortgelijk geïndiceerde behandelinstelling, indien de reclassering dit nodig acht.
Meewerken aan verkrijgen en behouden van dagbesteding
Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding en houdt zich hierbij aan de afspraken en aanwijzingen van het dagbestedingstraject.
Meewerken aan bewindvoering
Veroordeelde verleent zijn medewerking aan het opstarten en behouden van een bewindvoeringstraject, waarbij hij openheid van zaken geeft omtrent zijn financiële situatie en zich conformeert aan de aanwijzingen van de bewindvoerder.
Geeft aan Reclassering Inforsa de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 1 september 2021 voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 13/232673-21, af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. E.G.C. Groenendaal en C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2022.