ECLI:NL:RBAMS:2023:3270

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
13/036869-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Belgisch Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en psychiatrische zorg

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent. De opgeëiste persoon, geboren in België in 1980, is gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op 6 april 2023 en 19 april 2023 voortgezet, waarbij de detentieomstandigheden in België en de mogelijkheid van psychiatrische zorg voor de opgeëiste persoon centraal stonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in België, maar dat de individuele detentiegarantie die door de Belgische autoriteiten is verstrekt, voldoende waarborgen biedt voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat de detentieomstandigheden niet toereikend zijn voor de geesteszieke opgeëiste persoon, zorgvuldig overwogen. De officier van justitie heeft betoogd dat de detentiegarantie volstaat en dat er geen actuele gegevens zijn die wijzen op een onmenselijke behandeling na overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft benadrukt dat de opgeëiste persoon gebruik kan maken van de rechtsmiddelen in België om zijn detentieomstandigheden aan te vechten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/036869-23
Datum uitspraak: 3 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 8 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 februari 2023 door het Parket van de Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België), en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (België) op [geboortedag] 1980
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) [penitentiaire inrichting]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 6 april 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 6 april 2023.
Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern,
officier van justitie. De niet verschenen opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. J.M.A. Loevendie, advocaat te Breda. De behandeling van de zaak is aangehouden omdat de opgeëiste persoon ondanks zijn daartoe strekkende wens niet naar de rechtbank was vervoerd en om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om nadere informatie aan de Belgische autoriteiten op te vragen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering verlengd met 30 dagen. [2]
Zitting 19 april 2023
De behandeling van het EAB is met instemming met partijen hervat is de stand waarin het onderzoek zich bevond ten tijde van de schorsing van het onderzoek. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Belgische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB en een e-mailbericht van 28 maart 2023 vermelden respectievelijk een beslissing tot internering door het Hof van Beroep te Gent (België) van 11 november 2014 met referentienummer: 107/2016 en een vonnis van de Kamer tot Bescherming van de Maatschappij (KBM) van Gent van 30 augustus 2021 tot plaatsing in een penitentiair milieu (IBM Brugge). De opgeëiste persoon is gehoord met bijstand van zijn raadslieden, tijdens de aan de laatstgenoemde beslissing voorafgaande zitting van 24 augustus 2021.
Het EAB vermeldt dat bovengenoemde beslissing tot internering op tegenspraak is gewezen.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbeperkende beschermingsmaatregel van onbepaalde duur door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde beslissing en het hiervoor genoemde vonnis.
Deze uitspraken betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e van het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
5.1
Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden – individuele celruimte
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 20 maart 2023, afkomstig van de adviseur-generaal bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende individuele detentiegarantie is gegeven:

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Turnhout .
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte.
Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm.
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Daarnaast hebben de Belgische autoriteiten bij e-mail van 13 april 2023 in aanvulling op de verstrekte detentiegarantie bevestigd dat de gevangenis van Turnhout een afdeling heeft voor geïnterneerden.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de
rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte detentiegarantie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).
5.2
Artikel 11 OLW: psychiatrische behandeling en zorg in Belgische gevangenissen voor geïnterneerden.
Standpunt van de raadsman
Primair heeft de raadsman aangevoerd dat de detentieomstandigheden in België aan overlevering in de weg staan aangezien er sprake is van een individueel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling. Immers de verstrekte detentiegarantie van
20 maart 2023 is niet toereikend aangezien de opgeëiste persoon niet in de gevangenis van Turnhout behoort te verblijven omdat hij een geïnterneerde is.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de opgeëiste persoon reeds 5.575 dagen opgesloten heeft gezeten als geesteszieke delict pleger onder omstandigheden die niet zijn aangepast aan zijn geestesziekte, hetgeen in strijd is met artikel 5 EVRM. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst de raadsman naar diverse uitspraken van het EHRM [6] waarin geoordeeld is dat sprake is van schending van de mensenrechten van de betrokken geïnterneerden zoals de opgeëiste persoon. Op grond hiervan dient de overlevering te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de individuele detentiegarantie volstaat en bovendien is door de Belgische autoriteiten bevestigd dat in de detentie instelling Turnhout een afdeling voor geïnterneerden aanwezig is. Gelet op hetgeen het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak ML heeft geoordeeld, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit verplicht uitsluitend de detentieomstandigheden te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid na zijn overlevering zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [7] Niet van belang is wat er gaat gebeuren nadat de opgeëiste persoon is geplaats in de detentie instelling van Turnhout . Voors zijn er op dit moment onvoldoende actuele en bijgewerkte stukken die aantonen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden blootgesteld aan een onmenselijke behandeling. Aldus kan de overlevering worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de uitspraken waarnaar de raadsman verwijst inderdaad een zorgwekkende situatie schetsen voor gedetineerden in België die psychiatrische behandeling en zorg behoeven. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of deze zorgelijke situatie ook kan leiden tot de vaststelling dat er sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in het arrest
Aranyosi en Căldăraruvan het Hof van Justitie van Europa (hierna: HvJ EU). [8]
De rechtbank overweegt als volgt.
De klachten die ten grondslag liggen aan de door de verdediging ingebrachte arresten, met als meest recente uitspraak het zogenaamde Pilotarrest van het EHRM van 6 april 2021, verwijzen naar detentieomstandigheden in een periode van een aantal jaar geleden. Die gegevens kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als naar behoren bijgewerkte gegevens, zodat de rechtbank op basis daarvan geen actueel algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling kan aannemen. In dat verband wijst de rechtbank op haar uitspraak van 25 augustus 2022 [9] .
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van de aangehaalde arresten de opgeëiste persoon jarenlang in strijd met artikel 5 EVRM onrechtmatig als geïnterneerde in gevangenschap heeft verbleven. De rechtbank vat dit op als een beroep op artikel 6 van het Handvest Grondrechten EU.
De rechtbank heeft in dit verband kennis genomen van
het vonnis tot herroeping van de invrijheidstelling op proef en toekenning uitgaansvergunningenvan de Kamer voor de bescherming van de maatschappij van de Strafuitvoeringsrechtbank te Gent van 30 augustus 2021, waarin het moeizame verloop van de opname van de opgeëiste persoon in het Psychiatrisch Centrum Sleidinge wordt beschreven en waarin wordt vastgesteld dat er op dit moment geen
omkaderingvoorhanden is die voldoet aan de
behandelnodenvan de opgeëiste persoon.
Wel zullen
uitgaansvergunningenworden toegekend om zodoende het doorlopen van de nodige intakegesprekken mogelijk te maken die er voor kunnen zorgen dat de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in een
aan zijn noden aangepaste instelling.
De rechtbank is van oordeel dat een voltooide schending van artikel 6 Handvest – voor zover aannemelijk – op zichzelf niet in de weg staat aan overlevering, dat de bedoelde arresten geen basis vormen voor een actueel reëel gevaar van schending van artikel 6 Handvest en dat het dus aan de opgeëiste persoon is om in de betrokken strafzaak in België aan de orde te stellen dat hij moet worden overgeplaatst naar een
aan zijn noden aangepaste instelling. Aan de hand van de ter zitting door de opgeëiste persoon aan de rechtbank overgelegde stukken kan worden vastgesteld dat de Belgische advocaat namens de opgeëiste persoon een kort geding heeft aangespannen bij de kortgedingrechter van de rechtbank Turnhout om alsnog plaatsing naar een behandelplek af te dwingen
onder verbeurte van een dwangsom van € 250,- per dag opsluiting in de gevangenis. Bekend is dat in het verleden dergelijke dwangsommen daadwerkelijk door Belgische rechtbanken zijn opgelegd. Aldus is er sprake van een
effective remedyals bedoeld in artikel 47 van het Handvest. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon van die procesmogelijkheid gebruik heeft gemaakt en dat de overleveringsprocedure niet het kader is waarin een en ander alsnog dient te worden onderzocht.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
het Parket van de Procureur des Konings Oost-Vlaanderen, afdeling Gent(België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en R.A. Sipkens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,
6.Onder andere de volgende uitspraken:
7.HvJEU 25 juli 2018, C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589
8.HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198.