ECLI:NL:RBAMS:2023:3242

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
13/075451-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse rechtsstaat

Op 16 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 2 mei 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. J.C.H. Pronk. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De verdediging voerde aan dat de grondslag van het EAB onduidelijk was vanwege een vertaalfout in de jaartallen. De rechtbank oordeelde echter dat het originele EAB leidend is en dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de eerdere rechtszittingen. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden moet ondergaan, waarvan nog acht maanden en twaalf dagen resteert.

De verdediging stelde ook dat de rechtsstaat in Polen niet meer voldoet aan de democratische normen sinds het aantreden van de Pis-partij, en dat dit invloed heeft op de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. De rechtbank erkende dat er structurele gebreken zijn in de Poolse rechterlijke macht, maar oordeelde dat deze niet voldoende zijn om de hoedanigheid van de Poolse rechterlijke autoriteit in twijfel te trekken. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/075451-23
Datum uitspraak: 16 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 17 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 juli 2021 door
the Circuit Law Court in Świdnica, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1970,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 mei 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.C.H. Pronk, advocaat te Apeldoorn en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onduidelijk is wat de grondslag van het EAB is nu het jaartal in de vertaling van het EAB niet overeenkomt met het originele EAB.
De rechtbank overweegt, met de officier van justitie, dat sprake is van een vertaalfout. In het originele EAB en
Form Awordt het jaartal 2007 genoemd en in de vertaling 2009. De rechtbank gaat uit van het jaartal in het originele EAB en
Form A.
Het EAB vermeldt een
final and enforceable judgment rendered by the District Law Court of Wałbrzych, file reference II K 465/07 on the 29th June 2007. The judgment became final en legally valid on the 6th July 2007.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De enkele betwisting door de opgeëiste persoon van deze informatie is onvoldoende om niet van deze informatie uit te gaan.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog acht maanden en twaalf dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Poolse rechtsstaat

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB, omdat in Polen sinds het aantreden van de Pis-partij geen sprake meer is van een democratische rechtsstaat. Het uitvaardigen van het EAB is ingegeven door het huidige politieke klimaat om personen hard te straffen. Daarbij kan deze rechtbank een signaal afgeven door zich uit te spreken over het ontbreken van een onafhankelijke rechtsstaat in Polen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit verweer niet kan slagen. Zij overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van structurele of fundamentele gebreken wat betreft de rechterlijke macht van Polen die de onafhankelijkheid van de rechterlijke instanties van Polen in gevaar brengen en dat daardoor een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de kern wordt aangetast [4] . In de onderhavige zaak, strekt het EAB tot tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf, die is opgelegd bij een vonnis uit 2007. De ingrijpende wijzigingen ten aanzien van de rechterlijke organisatie in Polen, op grond waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat sprake is van structurele of fundamentele gebreken in de rechterlijke macht in Polen hebben zich echter voorgedaan vanaf het najaar van 2017. Daarnaast heeft de rechtbank in de uitspraak van 27 januari 2021 [5] naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 december 2020 [6] geoordeeld dat de structurele en/of fundamentele gebreken met betrekking tot de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van Polen onvoldoende zijn om de hoedanigheid van “uitvaardigende rechterlijke autoriteit” in de zin van artikel 6 lid 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ aan elke Poolse rechter en rechterlijke instantie te ontzeggen, zo volgt uit punt 50 van het arrest. Daarom kan niet worden gesteld dat in het onderhavige geval het uitvaardigen van het EAB politiek ingegeven is. Het verweer wordt verworpen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Law Court in Świdnica(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Onder andere: ECLI:NL:RBAMS:2018:7032
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 17 december 2020, gevoegde zaken C‑354/20 PPU en C‑412/20 PPU, ECLI:EU:C:2020:1033 (Openbaar Ministerie (Onafhankelijkheid van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit))