ECLI:NL:RBAMS:2023:3180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
13/070508-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met waarborgen voor detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen. Het EAB, dat op 10 maart 2023 was uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2003, die verdacht wordt van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft, wat de basis vormt voor de overlevering.

De rechtbank heeft de detentiegaranties van de Belgische autoriteiten beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoende zijn. De Belgische autoriteiten hebben garanties verstrekt met betrekking tot de terugkeer van de opgeëiste persoon naar Nederland na een eventuele veroordeling in België. Daarnaast zijn de detentieomstandigheden in België beoordeeld, waarbij de rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering.

De rechtbank heeft ook het verweer van de raadsman van de opgeëiste persoon overwogen, die stelde dat de overlevering onevenredig zou zijn gezien de jonge leeftijd en de licht verstandelijke beperking van de opgeëiste persoon. De rechtbank oordeelde echter dat de weigeringsgrond van artikel 13 van de Overleveringswet niet van toepassing is, aangezien het EAB niet ziet op een feit dat op Nederlands grondgebied is gepleegd. De rechtbank concludeert dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een beroep op onevenredigheid rechtvaardigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseert op de geldigheid van het EAB en de afwezigheid van weigeringsgronden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/070508-23
Datum uitspraak: 17 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 13 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2023 door de
Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen(België) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 mei 2023, in aanwezigheid van mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht ter zitting aanwezig te zijn en is derhalve niet verschenen. Namens hem is wel zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda, verschenen. Hij was gemachtigd om namens de opgeëiste persoon de verdediging te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel of gelijkwaardige rechterlijke beslissing, te weten: een mandaat bij verstek van 10 maart 2023, uitgevaardigd door een onderzoeksrechter bij de
Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft op 19 april 2023 de volgende garantie gegeven:
“Met verwijzing naar uw verzoek van 18/04/2023, inzake het Europees aanhoudingsbevel dd. 10-03-2023, uitgaande van I. Caes, onderzoeksrechter te Antwerpen - afdeling Antwerpen, lastens de genaamde [opgeëiste persoon] (˚[geboortedag]2003) heb ik de eer u volgende garantie te verstrekken:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Belgische onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon].
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
(...)”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

In een uitspraak van 14 december 2022 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 19 april 2023 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 18 april 2023) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (°[geboortedag] 2003) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 10 maart 2023; ref. 2023/039) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is11 m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is van oordeel dat er, gezien deze garantie, voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling.

7.Evenredigheid en de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Standpunt van de raadsman
De opgeëiste persoon is nog jong en het ernstige feit waarvan hij in België verdacht wordt, komt enigszins uit de lucht vallen. Er is vastgesteld dat de opgeëiste persoon licht verstandelijk beperkt is. Overlevering naar België zou betekenen dat hij met meerderjarigen in detentie komt te zitten, hetgeen geen positieve invloed op hem zal hebben. De opgeëiste persoon zou daarom gebaat zijn bij de toepassing van het adolescentenstrafrecht, iets dat België niet kent nadat iemand de leeftijd van achttien jaar al heeft bereikt. Vervolging in Nederland en bemoeienis van de Nederlandse jeugdreclassering zou de situatie meer recht doen. Overlevering van de opgeëiste persoon zou schade voor hemzelf en zijn omgeving betekenen. De vriendin van de opgeëiste persoon is momenteel zwanger en zij dreigt een leven van verslaving en prostitutie tegemoet te gaan.
De overlevering dient primair geweigerd te worden op grond van artikel 13 OLW. Dit is mogelijk nu de opgeëiste persoon in Nederland is aangehouden met een vuurwapen in de auto, hetgeen in Nederland een overtreding van de Wet wapens en munitie oplevert. Subsidiair dienen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen gesteld te worden over de mogelijkheid tot het overnemen van de vervolging door Nederland. Meer subsidiair dient de overlevering geweigerd te worden op grond van de onevenredigheid daarvan.
Standpunt van de officier van justitie
De overlevering kan toegestaan worden. Primair is de weigeringsgrond van artikel 13 OLW niet van toepassing. Subsidiair kan afgezien worden van weigering op grond van artikel
13 OLW, nu het gaat om een Belgisch slachtoffer, medeverdachten in België zijn vervolgd, het bewijs zich daar bevindt en Nederland niet voornemens is om de vervolging over te nemen.
Ten aanzien van het verweer dat ziet op de evenredigheid heeft de officier van justitie zich niet uitgelaten.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van artikel 13 OLW geldt dat het EAB niet ziet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. Dat er in Nederland een vuurwapen is aangetroffen in de auto van de opgeëiste persoon kan zo zijn, maar dit is niet waarvoor de overlevering gevraagd wordt. De overlevering wordt enkel gevraagd voor een gewapende overval die is gepleegd in België. De weigeringsgrond van artikel 13 OLW is dan ook niet van toepassing.
Ten aanzien van de evenredigheid oordeelt de rechtbank als volgt.
In lijn met eerdere uitspraken van deze rechtbank moet voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid worden gemaakt tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de OLW en de evenredigheid in een concreet geval.
Het stelsel van de OLW is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit 2002/582/JBZ (het Kaderbesluit), gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheid tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen. [6] Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden is in het geval van de opgeëiste persoon geen sprake.
Het verweer slaagt niet.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen(België) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. C. Klomp en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rechtbank Amsterdam 14 december 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203.