ECLI:NL:RBAMS:2023:3174

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
13/077201-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen. Het EAB, dat op 15 februari 2023 was uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1996 in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De behandeling van het EAB vond plaats in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal, en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Polat, en een tolk in de Poolse taal.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de juiste persoonsgegevens heeft verstrekt en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid.

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces. Echter, de opgeëiste persoon heeft geen elementen aangevoerd die aantonen dat deze gebreken een concrete invloed hebben gehad op zijn strafzaak. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. Daarom staat de rechtbank de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/077201-23
Datum uitspraak: 3 mei 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 20 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 15 februari 2023 door
the Regional Court in Szczecin(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1996,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 mei 2023, in aanwezigheid van mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. T. Polat, advocaat in Breda. Hij nam waar voor zijn kantoorgenoot, mr. F. Bajrami. De opgeëiste persoon is eveneens bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and non-appealable judgement of the District Court Szczecin-Centrum in Szczecinvan 10 maart 2021, met referentie
IV K 591/20.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich dan ook niet voor.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog
één jaar, vijf maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [2]

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
t.a.v. feit 1 en 3:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
t.a.v. feit 2:
wederspannigheid, meermalen gepleegd

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [3]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 180 en 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Szczecin(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. C. Klomp en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
4.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (