ECLI:NL:RBAMS:2023:3109
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verrekening van proceskosten met openstaande vordering door de Sociale verzekeringsbank
Op 9 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de Sociale verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft de verrekening van proceskosten met openstaande vorderingen van de Svb op eiser, naar aanleiding van een besluit van de Svb van 9 september 2022. In dit besluit werd aan eiser meegedeeld dat de proceskostenvergoeding en het griffierecht zouden worden verrekend met de nog openstaande vorderingen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 27 oktober 2022. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.
Tijdens de zitting op 27 maart 2023 heeft eiser, zijn gemachtigde mr. W.P. van Hulten, en de gemachtigde van de Svb, mw. mr. M. Schuurman, hun standpunten toegelicht. Eiser betoogde dat de verrekening onrechtmatig is en dat hij hierdoor in financiële problemen komt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Svb bevoegd is om de proceskostenvergoeding te verrekenen met de openstaande vordering. De rechtbank oordeelde dat de proceskostenvergoeding toekomt aan eiser en niet aan zijn gemachtigde, en dat de verrekening resulteert in een kleinere openstaande schuld van eiser aan de Svb.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.