Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 maart 2022, met producties,
- het herstelexploot van 26 april 2022,
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, met producties,
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
- het tussenvonnis van 28 september 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 12 januari 2023, en de daarin genoemde processtukken.
2.De feiten
(…) any special, consequential, punitive, incidential or indirect losses or damages, anticipated or lost profits, business interruption, loss of time, or other similar losses, however causesd, on any theory of liability. (…)” (artikel 10.2). Die aansprakelijkheidsbeperkingen gelden niet in geval van “
gross negligence or willful misconduct” (artikel 10.3). Carbogen mag voor het nakomen van haar verplichtingen gebruik maken van een derde, onder de voorwaarde dat zij instaat voor de deugdelijke nakoming (artikel 17). De Overeenkomst is aangegaan voor vijf jaar, met een automatische verlenging van twee jaar als niet tussentijds werd opgezegd (artikel 19). In geval van een geschil, is de Nederlandse rechter op grond van het Nederlandse recht bevoegd hiervan kennis te nemen (artikel 21).
(…) in a minimally acceptable state of compliance with regard to current good manufacturing practice (…)” is en dat
“voluntary action indicated” is. De FDA heeft Dishman Ltd geadviseerd om verbeteringen door te voeren, omdat anders bij een volgende inspectie de productieplaats zou kunnen worden gekwalificeerd als “
official action indicated”. Dishman Ltd heeft Carbogen op de hoogte gesteld van deze bevindingen en aangegeven dat zij een
Corrective and Preventice Action-plan (hierna: CAPA-plan) heeft ontwikkeld om de FDA-bevindingen te corrigeren en dergelijke bevindingen in de toekomst te voorkomen.
3.Het geschil
in conventie
- ten eerste stelt Teofarma dat de Overeenkomst impliciet een leveringsverplichting voor Carbogen in het leven roept gedurende de looptijd van de Overeenkomst, die verder gaat dan de verplichting tot het leveren van geplaatste orders (artikel 2.1 Overeenkomst);
- daarnaast stelt Teofarma dat Carbogen artikel 9.1 lid d Overeenkomst heeft geschonden, omdat Carbogen mede heeft gegarandeerd dat de CEP voor DHT2 van kracht zou blijven;
- ten slotte stelt Teofarma dat Carbogen haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden, die eruit bestaat dat Carbogen (i) voor de zekerheid de productie van DHT2 elders had moeten onderbrengen, (ii) na de schorsing van de CEP de productie niet elders heeft ondergebracht en (iii) geen bezwaar heeft gemaakt tegen de schorsing van de CEP.
4.De beoordeling
bisVerordening [2] . Daarnaast zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen, omdat op grond van artikel 3 lid 1 Rome I [3] een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen.
(…) consequential (…) indirect losses or damages, (…) or lost profits (…)”. Uit het door Teofarma overgelegde rapport van Marra blijkt dat Teofarma stelt dat zij precies die schade lijdt die op grond van artikel 10.2 Overeenkomst is uitgesloten. Uitgangspunt moet dus zijn dat het beroep op het beding slaagt.
Uitgangspunt is dat bij een algemene en vergaand geformuleerde exoneratie, zoals hier, voor de wederpartij van de partij die de exoneratie ten behoeve van zichzelf opstelt duidelijk moet zijn dat het de bedoeling is van die partij om zich in te dekken tegen schadeclaims. Naar het oordeel van de rechtbank diende Teofarma gezien de structuur van het exoneratiebeding te begrijpen dat het doel van Carbogen was om zichzelf te beschermen tegen aansprakelijkheid die niet valt te overzien en haar aansprakelijkheid in beginsel te beperken tot de gevallen die zijn genoemd in artikel 10.1 Overeenkomst (reclames). Het had daarmee duidelijk moeten zijn voor Teofarma dat Carbogen niet, door de standaardgarantie van artikel 9.1 d in de Overeenkomst op te nemen, heeft gewild dat zij aansprakelijk zou zijn voor een miljoenenschade als de CEP voor DHT2 zou worden geschorst. Dat maakt dat de uitleg van Teofarma niet logisch is en niet wordt gevolgd.
gross negligence” van de zijde van Carbogen, wat neerkomt op grove schuld. Teofarma verwijst hierbij naar de EDQM-bevindingen naar aanleiding van de inspectie in februari 2020 (zie onder 2.8) en stelt feitelijk dat Carbogen aan de hand van de FDA-aanbevelingen van een jaar eerder (zie onder 2.6) had moeten weten dat de schorsing van de CEP voor DHT2 er zeer waarschijnlijk aan zat te komen en alsnog niets heeft gedaan.
gross negligence” hetzelfde betekent als het Nederlandsrechtelijke begrip “grove schuld”. De Overeenkomst is immers opgesteld naar Nederlands recht, zodat het logisch is dat de opsteller ervan (Carbogen) dit zo heeft bedoeld.
Quality Health Safety Environmentvan Carbogen, op zitting aangevoerd dat Carbogen kennis had genomen van de FDA-bevindingen en dat zij had geconcludeerd dat die bevindingen niet zagen op de productie van DHT2, omdat de Bavla-productieplaats erg groot is, en Carbogen daarom niet hoefde te begrijpen dat de DHT2-productie in gevaar was. Ook heeft De Jong aangevoerd dat Carbogen op basis van het CAPA-plan dat Dishman Ltd had opgesteld naar aanleiding van de FDA-bevindingen gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat Dishman Ltd in actie zou komen, omdat die acties volgen uit het plan die naar FDA is opgestuurd. Voor zover Carbogen op deze punten steken heeft laten vallen, terwijl zij dat gemotiveerd heeft betwist, zijn door Teofarma geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit de rechtbank zou kunnen afleiden dat leidinggevenden bij Carbogen grove nalatigheid valt te verwijten.
8.494,00(2,0 punten × tarief € 4.247,00)