Op 19 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Rosenheim in Duitsland. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 27 juni 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Marokko en gedetineerd in Nederland, heeft de Marokkaanse nationaliteit en is zonder vaste woon- en verblijfplaats in Nederland. Tijdens de zitting op 5 april 2023 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij de persoon is die door Duitsland wordt gezocht, ondanks dat zijn raadsvrouw betwistte dat hij de juiste persoon is. De rechtbank oordeelde dat er geen twijfel bestond over de identiteit van de opgeëiste persoon en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vordering.
De rechtbank heeft vervolgens de inhoud van het EAB beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat het EAB voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank verwierp de verweren van de raadsvrouw met betrekking tot de genoegzaamheid van het EAB en de evenredigheid van de overlevering. De rechtbank concludeerde dat het EAB een voldoende beschrijving bevatte van de omstandigheden waaronder de strafbare feiten waren gepleegd en dat de opgeëiste persoon zich schuldig had gemaakt aan illegale handel in verdovende middelen, wat onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW valt. De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden en dat de overlevering toegestaan kon worden.
De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toegestaan, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.