ECLI:NL:RBAMS:2023:2791

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
13/057923-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met vragen over verjaring en detentieomstandigheden

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 2 mei 2023, wordt een Europees aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door de Bulgaarse autoriteiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten omtrent de verjaring van de opgelegde straf onderzocht. De opgeëiste persoon, geboren in Bulgarije, is niet verschenen op de zitting, maar zijn raadsman was aanwezig. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd met 30 dagen, in overeenstemming met de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van zeven maanden en elf dagen moet ondergaan in Bulgarije, maar er zijn vragen gerezen over de verjaring van deze straf. De rechtbank heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd om verduidelijking over de verjaringstermijn en of de uitvaardiging van het EAB gehandhaafd blijft. Tevens is er aandacht voor de detentieomstandigheden in Bulgarije, waarbij de rechtbank concludeert dat de geboden garanties voldoende zijn om de overlevering toe te staan. De rechtbank heropent het onderzoek en schorst de zaak tot een nader te bepalen zittingsdatum, waarbij de officier van justitie de nodige vragen aan de Bulgaarse autoriteiten moet stellen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/057923-23
Datum uitspraak: 2 mei 2023
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 1 maart 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juli 2016 door het
Arrondissementsparket Targovishte(Bulgarije) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 april 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat in Utrecht, is wel verschenen, maar gaf aan niet gemachtigd te zijn om namens de opgeëiste persoon de verdediging te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
een beschikking van de arrondissementsrechtbank in Targovishte met nummer 167/31.12.2014 in de strafzaak van algemeen karakter met nummer 1240/2014, in werking getreden op 31 december 2014;
een beschikking van de provincierechtbank in Targovishte met nummer 211/15.12.2015 in de particuliere strafzaak met nummer 205/2015, in werking getreden op
22 december 2015, waarbij de bij de onder 1 genoemde beschikking opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer is gelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van zeven maanden en elf dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde beschikkingen.
Deze beschikkingen betreffen het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Ten aanzien van de in rechtsoverweging 3 onder 1 genoemde beschikking stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. [4] Ten aanzien van die beslissing doet de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich dan ook niet voor.
Voor wat betreft de in rechtsoverweging 3 onder 2 genoemde beschikking stelt de rechtbank vast dat de aanleiding voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf eruit bestond dat de opgeëiste persoon zich niet aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden heeft gehouden. [5] Bij de beslissing tot tenuitvoerlegging is de aard noch de maat van de aanvankelijke straf gewijzigd. Deze beschikking valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Uit een uitspraak van 27 oktober 2022 [6] blijkt dat in het Bulgaarse detentiewezen nog altijd een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest).
Op 10 april 2023 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende verstrekt die ten aanzien van de opgeëiste persoon zal gelden tijdens zijn detentie in Bulgarije:
“(…) The convicted [opgeëiste persoon] from [geboorteplaats] with EGN (Uniform Civil Number) [nummer] should serve the term of the penalty of imprisonment imposed on him in Pleven Prison, where he must be taken immediately after his surrender in the country.
(…) In accordance with the available residential floor area /except for the sanitary premises/, the capacity of Pleven Prison and the belonging to it closed type prison community "Vit" and open type prison community "Pleven", and in conformity with the requirement of minimum 4 sq.m. of ,,personal space" for every imprisoned person, is designed to accommodate 365 people.
(…) There is a sanitary recess in each bed room including permanently running water, and on every floor there is a separate common sanitary premise comprising a
bathroom and toilet rooms. The heating is provided by own steam boiler, which allows the temperature in the common premises and bed rooms to be maintained between 20 - 24 degrees during the winter months. The same system provides a continuous supply of warm water.
(…)
There is also a medical centre with an in-patient section and isolation premises, as well as a dental room. Medical service is free-of-charge and is provided by two physicians, visiting the prison in accordance with a pre-set schedule.
(…)”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de hierboven weergegeven garantie. [7] De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling met de door de uitvaardigende justitiële autoriteit gegeven garantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Verjaring naar Bulgaars recht

De rechtbank stelt het volgende vast. In onderdeel f) van de Nederlandse vertaling van het EAB staat vermeld dat de absolute verjaringstermijn van het recht tot tenuitvoerlegging van de opgelegde straf afloopt op 22 juni 2023. Onderdeel f) van het originele, Bulgaarse EAB vermeldt 22 juni 2022. Ook in het “A-formulier” staat 22 juni 2022.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat het feit naar Bulgaars recht mogelijk verjaard is, geen weigeringsgrond oplevert.
De rechtbank oordeelt als volgt. Verjaring naar het recht van de uitvaardigende lidstaat is op zichzelf geen weigeringsgrond. Het toesturen van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit impliceert dat deze autoriteit bij haar beoordeling of de overlevering nog steeds gewenst is, ook de verjaring naar het recht van haar lidstaat heeft beoordeeld. [8] Niettemin moet overlevering achterwege blijven, als na de uitvaardiging van het EAB de aan dat EAB ten grondslag liggende nationale rechterlijke beslissing niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is vanwege verjaring. [9] In een dergelijk geval voldoet het EAB immers niet aan de in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW bedoelde eis.
Nu de beslistermijn nog niet is verstreken, heropent de rechtbank het onderzoek om bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na te gaan of nog steeds sprake is van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis en of de uitvaardiging van het EAB gehandhaafd blijft.
Aan de uitvaardigende justitiële autoriteit dienen de volgende vragen gesteld te worden:
-
In onderdeel f) van het originele, Bulgaarse EAB alsook in het (in de Engelse taal opgestelde) “A-formulier” staat vermeld dat de absolute verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf is verstreken op 22 juni 2022. Is dit inderdaad het geval of is de verjaring – na uitvaardiging van het EAB en vóór 22 juni 2022 – conform Bulgaars recht gestuit?
-
Indien de verjaringstermijn is gestuit, wat is dan de juiste datum waarop de termijn voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf verstrijkt?
-
Indien de verjaringstermijn voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf niet is gestuit en die termijn inmiddels is verstreken, is er dan nog sprake van een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis?
-
In het verlengde daarvan wil de rechtbank Amsterdam weten of de uitvaardiging van het EAB gehandhaafd blijft.

8.Slotsom

Gelet op de in rechtsoverweging 7 geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit heropent de rechtbank het onderzoek, om dit vervolgens te schorsen tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in rechtsoverweging 7 geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Arrondissementsparket Targovishte(Bulgarije) voor het feit zoals is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland, enige tijd vóór het aflopen van de beslistermijn op 27 mei 2023.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Bulgaarse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 mei 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Dit volgt uit onderdeel d) van het EAB en uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 april 2023.
5.Dit volgt uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 april 2023.
6.Rechtbank Amsterdam 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.
8.Rechtbank Amsterdam 5 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7307.
9.Vergelijk: rechtbank Amsterdam 9 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:668.