ECLI:NL:RBAMS:2023:2757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
1304197023
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk in verband met zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) voor de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk. Het EAB, uitgevaardigd op 13 november 2020, betreft een strafrechtelijk onderzoek naar zware mishandeling gepleegd op 29 december 2018. De opgeëiste persoon, geboren in Moldavië, werd op 11 februari 2023 aangehouden in Nederland. Tijdens de zitting op 12 april 2023 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd de vordering behandeld in aanwezigheid van de officier van justitie en zijn raadsvrouw.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk, met name in HMP Bedford, een reëel gevaar voor onmenselijke behandeling met zich meebrengen. Echter, de Britse autoriteiten hebben garanties gegeven dat de opgeëiste persoon waarschijnlijk niet in HMP Bedford zal worden geplaatst, maar in HMP Wandsworth of HMP Belmarsh. Dit heeft de rechtbank doen besluiten dat de overlevering kan worden toegestaan, nu er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de wettelijke eisen.

De rechtbank heeft de relevante wetsartikelen, waaronder de artikelen 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1 en 3 van de Uitvoeringswet, in overweging genomen. De beslissing om de overlevering toe te staan, werd unaniem genomen door de rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/041970-23
Datum uitspraak: 26 april 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 14 februari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 november 2020 door de
District Judge (Magistrates’ Court) sitting at Westminster Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Moldavië) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 april 2023. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. W.H.R. Hogewind. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A. Petrescu, die waarneemt voor mr. P.D. Popescu, beiden advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Moldavische nationaliteit heeft.

3.Toetsingskader

Ingevolge artikel 632 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO) is titel VII van deze Overeenkomst van toepassing op Europese aanhoudingsbevelen die overeenkomstig Kaderbesluit 2002/584/JBZ vóór het eind van de overgangsperiode (
rechtbank: als bedoeld in het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie) door een staat zijn uitgevaardigd, indien de gezochte persoon niet voor het eind van de overgangsperiode met het oog op de tenuitvoerlegging ervan is aangehouden.
Uit het dossier blijkt dat het EAB op 13 november 2020 is uitgevaardigd, maar dat de opgeëiste persoon op 11 februari 2023, na het eind van de overgangsperiode op 31 december 2020, is aangehouden op basis van dit EAB.
Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat onderhavig overleveringsverzoek moet worden beoordeeld aan de hand van de HSO en de Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU - VK Justitie en Veiligheid (
hierna: Uitvoeringswet).
Om die reden zal het EAB hierna als ‘aanhoudingsbevel’ (AB) worden aangeduid.

4.Grondslag en inhoud van het AB

In het AB wordt melding gemaakt van een
Warrant of first instance for a single offence of wounding / inflicting grievous bodily harm on 29 December 2018 issued by Westminster Magistrates’ Court on 11 June 2020 signed by District Judge Hamilton.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigde Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het AB.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan. [2] Toetsing van de dubbele strafbaarheid conform artikel 599, tweede lid, HSO kan dus niet achterwege blijven.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
zware mishandeling.

6.Detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk

Bij eerdere uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat er vanwege de algemene detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting HMP Bedford - in het bijzonder de geconstateerde beperkte individuele ruimte en onvoldoende compenserende omstandigheden in genoemde inrichting - een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Door HM Prison & Probation Service is bij brief van maart 2023 het navolgende meegedeeld met betrekking tot de penitentiaire inrichting waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst na overlevering aan het VK:
“You have asked for a guarantee that Mr [opgeëiste persoon] will not be incarcerated in HMP Bedford.
The EAW for Mr. [opgeëiste persoon] was issued by Westminster Magistrates’ Court and it is likely that a trial would take place at a nearby court in the area. It is usual practice to make efforts to accommodate suspects close to the location of their trial and it is therefore most likely that Mr. [opgeëiste persoon] would be held at HMP Wandsworth or HMP Belmarsh. HMP Bedford is outside this region of the United Kingdom and so the likelihood of Mr. [opgeëiste persoon] being located there is remote. This cannot be discounted entirely in case operational requirements, or the behaviour of the individual, necessitates transfer to another prison. There is always a possibility that an individual may be located outside the geographical region in which they are being tried.”
In het midden kan blijven of de rechtbank moet toetsen aan de criteria uit de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie in EAB-zaken of aan de rechtspraak van het EHRM. [3]
De Britse autoriteiten hebben in maart 2023 meegedeeld dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk zal worden geplaatst in HMP Wandsworth of HMP Belmarsh. Dit betekent dat het vastgestelde reële gevaar dat gedetineerden in de penitentiaire inrichting HMP Bedford lopen niet aanwezig is en derhalve niet in de weg staat aan de overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, alsmede een garantie is verstrekt op grond van artikel 604, aanhef en onder c, HSO, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 302 Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet en 604, 606 HSO.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
District Judge (Magistrates’ Court) sitting at Westminster Magistrates’ Court(Verenigd Koninkrijk).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. L. Sanders en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2023.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353
3.Vergelijk rechtbank Amsterdam, 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6074.