Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 november 2020;
- de akte overlegging producties;
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid, vrijwaring, afgifte van een afschrift van bepaalde documenten en aanhouding, met producties;
- de akte houdende vermindering eis, met een productie, van PSB;
- de conclusie van antwoord in incidenten 1) tot niet-ontvankelijkheid, 2) vrijwaring, 3) ex art. 843a Rv en 4) aanhouding, met producties;
- de akte uitlating producties, tevens akte overlegging producties, van PSC;
- de incidentele vordering tot niet-ontvankelijkheid en aanhouding, tevens akte uitlating producties, tevens akte overlegging producties, van PSC;
- de akte uitlating producties, tevens overlegging van producties, van PSB;
- de mondelinge behandeling van 14 oktober 2022, het daarvan opgemaakte proces-verbaal en de daarin vermelde stukken;
- de akte van 30 november 2022, met producties, van PSB;
- de antwoordakte van 28 december 2022 van PSC.
captive bankte creëren die exclusief ten dienste zou staan van de Russische defensie-industrie. Op 19 januari 2018 is bekend gemaakt dat dit PSB betrof.
Awardvan 29 maart 2019 van de
Moscow Arbitration Court, gewezen in de zaak No. A40-12385/18-158-74 tussen PSB als
Plaintiffen PSC, Peters International Investment N.V. (hierna: Peters) en Fintailor Investments Limited (hierna: Fintailor) als
Defendants, luidt, voor zover hier van belang:
Awardvan 29 maart 2019 van de
Moscow Arbitration Court, gewezen in de zaak No. A40-14824/18-158-90 tussen PSB als
Plaintiffen PSC, Nordan Limited (hierna: Nordan), Atna Capital Management Investments Limited (hierna: Atna), Skiberti Limited (hierna: Skiberti), Bimersano Services Ltd (hierna: Bimersano), Wipasena Holding Ltd (hierna: Wipasena), Polarima Investments Ltd (hierna: Polarima), Garrison Corporate Limited (hierna: Garrison), Fintailor en Peters als
Defendants, luidt, voor zover hier van belang:
- ATNA CAPITAL MANAGEMENT INVESTMENTS LIMITED
- to account No. (…) in the amount of RUB 3,300,600,000 (…), RUB 3,067,000,000 (…), as well as RUB 1,910,500,000 (…);
- NORDAN LIMITED to account No. (…) in the amount of RUB 1,085,200,000 (…);
- BIMERSANO SERVICES LTD to account No. (…) in the amount of RUB 6,965,400,000 (…);
- POLARIMA INVESTMENTS LTD to account No. (…) in the amount of RUB 3,581,000,000 (…);
- WIPASENA HOLDING LTD to account No. (…) in the amount of RUB 1,523,000,000 (…);
- SKIBERTI LIMITED to account No. (…) in the amount of RUB 1,645,000,000 (…);
- Fintailor Investments Limited
3.De hoofdzaak
Moscow Arbitration Courtop 29 maart 2019 is veroordeeld in de zaak met nummer A40-12385/18-158-74, zoals blijkt uit het dictum van dat vonnis op pagina 15 en pagina’s 14 en 15 van de Engelse vertaling van dat vonnis;
Moscow Arbitration Courtop 29 maart 2019 is veroordeeld in de zaak met nummer A40-14824/18-158-90, zoals blijkt uit het dictum van dat vonnis op pagina’s 20, 21 en 22 en pagina’s 19, 20 en 21 van de Engelse vertaling van dat vonnis;
4.De incidenten
5.De beoordeling in de incidenten
Inleiding
jointly and severally(hoofdelijk) met een of meer van de overige
Defendantsis veroordeeld tot (terug)betaling van de in die vonnissen genoemde bedragen aan PSB. De beslissingen van de Russische rechter zijn gebaseerd op diens diskwalificatie naar Russisch recht van de overeenkomsten van 14 december 2017 tussen PSB en PSC, en van daarop volgende
related transactionstussen PSC en de overige
Defendants(en tussen de overige
Defendantsonderling). PSC en de overige
Defendantshebben er recht op en belang bij dat de overige
Defendantsin deze zaak worden betrokken, althans worden gehoord. De overige
Defendantsomdat de door PSB beoogde erkenning van de Russische vonnissen in Nederland hun positie raakt. PSC alleen al omdat zij bij afwezigheid van de overige
Defendantsin deze zaak het risico loopt dat zij, als zij wordt veroordeeld, geen regres op hen kan nemen. Bij dit alles komt dat in de Russische vonnissen de CBR, [naam 2] en [naam 3] als belanghebbenden zijn aangemerkt, aldus nog steeds PSC.
deze vonnissenbinnen Nederland ten uitvoer kunnen worden gelegd, ook niet voor zover deze vonnissen PSC betreffen. Een dergelijke erkenning heeft in deze zaak wel tot gevolg dat de rechtbank de gebondenheid van de partijen in deze procedure (dat wil zeggen: PSB en PSC) aan de Russische vonnissen tot uitgangspunt dient te nemen en dat de vordering van PSB jegens PSC in beginsel toewijsbaar is. Deze eerste op grond van artikel 431 lid 2 Rv openstaande weg mondt uit in een vonnis van de Nederlandse rechter; vergelijk de laatste zin van rechtsoverweging 3.6.2 in het Gazprombank-arrest. Een dergelijk Nederlands vonnis bindt de overige
Defendantsniet.
Defendantsworden evenmin gebonden door een Nederlands vonnis na hernieuwde beoordeling door deze rechtbank van de door PSB tegen PSC ingestelde vorderingen (de tweede weg van artikel 431 lid 2 Rv).
Defendantsin deze zaak op enigerlei wijze afbreuk doet of kan doen aan de door artikel 19 lid 1 Rv gewaarborgde processuele positie van PSC.
Defendantsin deze zaak in de weg staat aan toewijzing van de door PSB tegen PSC ingestelde vorderingen. Zo vordert PSB geen nietigverklaring of vernietiging van transacties tussen PSC en de overige
Defendants(of tussen de overige
Defendantsonderling). PSB vordert, voortbouwend op de
invalidationvan de overeenkomsten van 14 december 2017 tussen haar en PSC door de Russische rechter, kort gezegd veroordeling van PSC tot terugbetaling van de van PSB ontvangen koopsommen. De omstandigheid dat de Russische rechter, na de
invalidationvan de overeenkomsten van 14 december 2017, vervolgens ook
related transactionstussen PSC en de overige
Defendants(en tussen
Defendantsonderling) heeft gediskwalificeerd en tot slot PSC steeds hoofdelijk met een of meer van de overige
Defendantsheeft veroordeeld tot (terug)betaling aan PSB, maakt de aanwezigheid van die
Defendantsin deze zaak niet alsnog noodzakelijk. Een schuldeiser met meerdere hoofdelijke schuldenaren kan en mag slechts één van hen tot betaling van het volledige bedrag aanspreken. Om het in Nederlandse termen te zeggen: “Indien een of meer schuldenaren hoofdelijk verbonden zijn, heeft de schuldeiser tegenover ieder van hen recht op nakoming voor het geheel” (artikel 6:7 lid 1 BW). De regresmogelijkheden van de aangesproken schuldenaar op zijn medeschuldenaren worden hierdoor op zichzelf niet beïnvloed. Deze mogelijkheden hangen niet af van de aanwezigheid van de aangesproken schuldenaar en zijn medeschuldenaren in een en dezelfde zaak, maar van hun onderlinge rechtsverhouding. De door PSC aangevoerde omstandigheid dat de overige
Defendantsverweren kunnen voeren en bewijs kunnen leveren waar zij (nog) geen weet van heeft, doet in dit verband niet ter zake. Zie voor het Nederlandse recht ook artikel 6:102 in verbinding met artikel 6:10 BW.
Defendantsin deze procedure te betrekken.
Defendants– ook belanghebbenden betrokken waren, namelijk de CBR, [naam 2] en [naam 3] . PSC maakt echter niet duidelijk waarom enkel vanwege de afwezigheid van deze belanghebbenden in deze zaak alsnog niet-ontvankelijkheid van PSB zou moeten volgen.
Defendantsbedragen heeft geïncasseerd die in mindering komen op hetgeen PSC op grond van deze vonnissen aan haar verschuldigd zou zijn. Ten tweede door niet, althans niet tijdig, te vermelden dat de Cypriotische procedures waren aangevangen respectievelijk geëindigd.
Defendants) verminderen haar vorderingen op PSC navenant. PSB moet in deze zaak van dergelijke ontvangsten dan ook volledig en naar waarheid melding maken. De enkele omstandigheid dat PSB in de dagvaarding op dit punt mogelijk niet volledig is geweest, rechtvaardigt niet haar niet-ontvankelijkverklaring. PSB heeft haar eis inmiddels verminderd, met verwijzing naar een door haar Russische advocaat opgestelde specificatie van elders geïncasseerde bedragen. In de hoofdzaak kan over de juistheid en volledigheid van deze specificatie zo nodig nader worden gedebatteerd.
Defendantsin de Russische procedures omdat zij in verband met hoofdelijkheid voor het geheel aansprakelijk is gehouden.
jointly and severally(hoofdelijk) met een of meer van de overige
Defendantsveroordeeld tot (terug)betaling van de in die vonnissen genoemde bedragen aan PSB. Daartoe heeft de Russische rechter niet alleen de overeenkomsten van 14 december 2017 tussen PSB en PSC gediskwalificeerd (uitgangspunt van de vorderingen van PSB in de hoofdzaak), maar ook daarop volgende
related transactionstussen PSC en de overige
Defendants(en tussen de overige
Defendantsonderling). PSC licht niet toe waarom de overige
Defendantsop basis van hun rechtsverhouding tot PSC verplicht zouden zijn de nadelige gevolgen van de beslissing in de hoofdzaak te dragen. PSC is op die rechtsverhouding niet of nauwelijks ingegaan. Zij knoopt slechts aan bij de Russische vonnissen, die volgens haar nu juist niet voor erkenning in Nederland in aanmerking komen. Bovendien schept, in elk geval naar Nederlands recht, enkele hoofdelijkheid geen onderlinge bijdrageplicht. PSC stelt wel dat haar eigen (interne) bijdrageplicht uiteindelijk nul bedraagt, maar licht niet toe - gelet op haar eigen aansprakelijkheid in haar verhouding tot PSB zoals door de Russische rechter vastgesteld - waarom in haar onderlinge verhouding met de overige
Defendants haar schuld aan PSB uiteindelijk alleen of ook de overige
Defendantsaangaat. Vergelijk voor het Nederlandse recht artikel 6:10 BW.
Defendants en de belanghebbenden door PSB naar behoren zijn opgeroepen. Dat betoog gaat om de hiervoor onder 5.8 vermelde redenen niet op.
Defendantsen de belanghebbenden op de voet van artikel 118 Rv.