ECLI:NL:RBAMS:2023:1921

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
13/276122-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg in België op 11 oktober 2022. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, en het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. M. Diependaal en later mr. N.R. Bakkenes.

Tijdens de zitting op 28 december 2022 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd, en in een tussenuitspraak op 11 januari 2023 is het onderzoek heropend. De rechtbank heeft daarbij aandacht besteed aan de detentieomstandigheden in België, waarbij zij concludeerde dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft echter ook individuele garanties ontvangen van België dat de opgeëiste persoon na overlevering in overeenstemming met de fundamentele rechten zal worden behandeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgeleverd aan de Belgische autoriteiten voor de feiten zoals beschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/276122-22
RK nummer: 22/4654
Datum uitspraak: 14 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 28 oktober 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 oktober 2022 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg [detentieplaats] , afdeling [detentieplaats] , België en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[straatnaam] ,
gedetineerd in de [PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 28 december 2022
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. S. van Minderhout, advocaat in Breda. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tussenuitspraak 11 januari 2023
Bij tussenuitspraak van 11 januari 2023 [2] is het onderzoek heropend en is de beslissing over de overlevering aangehouden in afwachting van een eventuele wijziging in de situatie rondom de detentieomstandigheden. Hierbij is de termijn nogmaals verlengd, nu met 60 dagen. [3]
Zitting 28 februari 2023
De rechtbank heeft, met instemming van partijen en in gewijzigde samenstelling, het onderzoek op 28 februari 2023 voortgezet in de stand waarin dat onderzoek zich op het moment van de schorsing bevond. De behandeling heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, advocaat in Breda. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 11 januari 2023

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 11 januari 2023 waarin zij al heeft geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB (onder 3), de strafbaarheid (onder 4) en de terugkeergarantie (onder 5). Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

In een uitspraak van 14 december 2022 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 5 januari 2023 heeft het
Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende individuele garantie gegeven:

1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van [detentieplaats] indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte, zoals vereist door de CPT standaarden. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11 m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3. Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten
de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele garantie. [5] De rechtbank is van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet.
7. Beslissing
STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg [detentieplaats] , afdeling [detentieplaats] , België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 14 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.ECLI:RBAMS:2023:110.
3.Zie artikel 22, zesde lid, OLW.
4.ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,