ECLI:NL:RBAMS:2023:1920

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
13/318931-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel van Italië met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 2 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Italië was uitgevaardigd. Het EAB, dat op 12 december 2022 werd uitgevaardigd, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van de vordering op 31 januari 2023 en 28 februari 2023 voortgezet, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Albanese nationaliteit heeft en dat hij niet in persoon was verschenen bij het proces dat leidde tot de beslissing in Italië.

De verdediging heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon niet adequaat was vertegenwoordigd tijdens de Italiaanse procedure, wat zou kunnen leiden tot schending van zijn verdedigingsrechten. De officier van justitie heeft echter bewijs overgelegd waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon wel degelijk was vertegenwoordigd door een advocaat. De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon voldoende rechtsbijstand had gekregen.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Italiaanse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van acht jaar, opgelegd voor illegale handel in verdovende middelen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/318931-22
RK nummer: 22/5145
Datum uitspraak: 2 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 19 december 2022 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 december 2022 door
the Public Prosecutor’s Office at the Court of Appeal of Venice(Italië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [PI] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 31 januari 2023
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 31 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.L.E. McGivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Albanese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Verder heeft de rechtbank de behandeling van de vordering voor bepaalde tijd aangehouden om de officier van justitie de gelegenheid te geven bij de uitvaardigende justitiële autoriteit i in het kader van de toetsing aan artikel 12 OLW nadere informatie op te laten vragen over het proces dat heeft geleid tot de beslissing van
the Court of Appeal of Venice, van 23 oktober 2020.
Zitting 28 februari 2023
De behandeling van het EAB is met instemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon voortgezet op de zitting van 28 februari 2023 in de stand waarin het onderzoek zich bevond op het moment van de aanhouding op de zitting van 31 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Albanese taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Albanese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een e
nforceable judgementvan 23 oktober 2020
by the Court of Appeal of Venice,
final judgementon 14 december 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 8 jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht toepassing te geven aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Het EAB en de aanvullende informatie van 17 en 31 januari 2023 vermeldt dat de opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door een gemachtigd advocaat, maar daar is geen sprake van. De opgeëiste persoon is alleen door een advocaat bijgestaan in het vooronderzoek en heeft nadien geen contact meer gehad met de advocaat, zoals blijkt uit de in het Italiaans opgestelde brief van zijn Italiaanse advocaat d.d. 28 december 2022. De opgeëiste persoon wist niet van de procedure en heeft derhalve niet van zijn verdedigingsrechten gebruik kunnen maken. Bovendien hebben de Italiaanse autoriteiten onvoldoende antwoord gegeven op de gestelde vragen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een afschrift overgelegd van het vonnis van het Hof van Beroep van Venetië van 23 oktober 2020 waaruit blijkt dat de advocaat Pasquale namens de opgeëiste persoon is verschenen en is van mening dat uit de stukken duidelijk blijkt dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is niet van toepassing.
Oordeel van de rechtbank
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
In antwoord op de vraag of de uitvaardigende justitiële autoriteit kan meedelen “
which was the last instance (first instance or appeal) to have judged on the guilt” van de opgeëiste persoon houdt de aanvullende informatie van 31 januari 2023 het volgende in: “
The Court of Appeal in Venice was the last instance because the Court of Cassation declared the appeal
against the sentence of Tribunale in Padova inadmissible”.Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee komen vast te staan dat in hoger beroep definitief is geoordeeld over de schuld en straf van de opgeëiste persoon, nadat de zaak in feite en in rechte is behandeld. Daarom valt het proces in hoger beroep onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Uit onderdeel d) van het EAB volgt onder 3.2. het volgende:
“being aware of the scheduled trial, the person had given a mandate to a legal counsellor, who was either appointed by the person concerned or by the State, to defend him or her at the trial, and was indeed defended by that counsellor at the trial”.
Uit aanvullende informatie van 17 januari 2023 volgt het volgende:
“judgment Court of Appeal in Venice- [opgeëiste persoon] was declared contumacious and defended by a trusted
lawyer.”.Daarnaast is er een e-mail van 26 januari 2023 met een brief waarin de Italiaanse advocaat bevestigt dat hij weliswaar op enig moment geen contact meer had met de opgeëiste persoon, maar hem wel verdedigd heeft in de procedure in eerste aanleg, de procedure in hoger beroep en in cassatie. De opgeëiste persoon had een gekozen raadsman die hij had gemachtigd. De machtiging gold voor alle procedures, in alle instanties.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zich de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, onder b, OLW heeft voorgedaan. De weigeringsgrond is dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Voor een aantal Italiaanse penitentiaire inrichtingen heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) aangenomen. [5]
De rechtbank verwijst in dat verband naar de uitspraak van 30 maart 2021, [6] waarin als volgt is overwogen:
de rechtbank is verder van oordeel dat het inmiddels voldoende vaststaat dat de brieven van 2 en 4 maart 2020 inhoudende een algemene detentiegarantie in elke overleveringszaak geldig zijn, zoals de Italiaanse autoriteiten in bedoelde brieven hebben bevestigd. De rechtbank acht het niet langer noodzakelijk dat voor elke individuele opgeëiste persoon een bevestiging wordt gevraagd bij de Italiaanse autoriteiten.
De rechtbank is van oordeel dat de algemene detentiegarantie ook geldt ten aanzien van de opgeëiste persoon, zodat voor hem geen sprake is van een reëel gevaar van schending van het door artikel 4 van het Handvest gewaarborgde grondrecht.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Public Prosecutor’s Office at the Court of Appeal of Venice(Italië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 10 augustus 2017, C-270/17 PPU
5.Rechtbank Amsterdam 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
6.Rechtbank Amsterdam 30 maart 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1804.