ECLI:NL:RBAMS:2023:1862

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
13/047904-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van België

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 16 januari 2023 door het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1998 en met de Nederlandse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de toelaatbaarheid van de overlevering beoordeeld. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, omvatten diefstal met geweld en eenvoudige belediging, die ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de vereisten voor dubbele strafbaarheid is voldaan en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, die bevestigden dat de opgeëiste persoon na zijn veroordeling in België terug naar Nederland zal worden overgeleverd. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België onderzocht en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter, en mrs. A.J.R.M. Vermolen en B.M. Vroom-Cramer, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. A.A.B. Fransen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/047904-23
Datum uitspraak: 29 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 januari 2023 door het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen (België) [2] (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te Utrecht op [geboortedag] 1998,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 15 maart 2023 . Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten, advocaat in Amsterdam.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van het hof van beroep te Antwerpen, kamer C5 in correctionele zaken van 13 januari 2023 met referentienummers: 2022/CO692, 2022/PGA/1984 en 2022/VJ11/0725.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het IRC heeft per e-mail op 10 maart 2023 een terugkeergarantie verzocht aan de substituut‐procureur‐generaal van het parket-generaal Antwerpen:
“Naar aanleiding van het uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel van 16 januari 2023 tegen [opgeëiste persoon] , geboren op [geboortedag] [1998] , verzoek ik u om het volgende.
Gebleken is dat de opgeëiste persoon in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Dit heeft tot gevolg dat op grond van artikel 5 lid 3 van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel en artikel 6 lid 1 van de Nederlandse Overleveringswet de overlevering slechts kan worden toegestaan nadat van u de garantie is ontvangen dat, in het geval de opgeëiste persoon na overlevering in België onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, hij deze straf in Nederland mag ondergaan. Ik verzoek u daarom deze garantie tot teruglevering te verlenen.”
De substituut‐procureur‐generaal van het parket Antwerpen heeft per e-mail op 14 maart 2023 de volgende garantie gegeven:
“Bij deze garandeer ik dat wij [opgeëiste persoon] na de behandeling van de zaak voor het hof van beroep te Antwerpen terug zullen overleveren aan Nederland. Het betreft dan ook een tijdelijke overlevering.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

In een uitspraak van 14 december 2022 [4] heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor alle gevangenissen in België een algemeen gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dat de door België afgegeven algemene detentiegarantie niet langer voldoet.
Op 10 maart 2023 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, dienst internationale samenwerking in strafzaken, centrale autoriteit, de volgende garantie gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie (…) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] 1998) zal worden onderworpen (…) verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Antwerpen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11m2
  • De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
  • Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande individuele garantie. [5] De rechtbank is van oordeel dat er daarmee voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 266, 267 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het parket-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 maart 2023 .
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Vergelijk Rechtbank Amsterdam, 21 september 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5378.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.ECLI:NL:RBAMS:2022:7536, rechtsoverweging 5.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,