ECLI:NL:RBAMS:2023:1715

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2023
Publicatiedatum
24 maart 2023
Zaaknummer
13/001001-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Portugal

Op 23 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Portugal op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 24 mei 2022, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Portugal is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 maart 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. S.J. Linck, aanwezig waren. De opgeëiste persoon heeft betwist dat hij op de hoogte was van het vonnis dat aan hem was opgelegd, en heeft aangevoerd dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) geweigerd moet worden.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook overwogen dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was gesteld van het vonnis en dat hij binnen de voorgeschreven termijn geen hoger beroep heeft ingesteld. Daarnaast heeft de rechtbank de detentieomstandigheden in Portugal beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de garanties die zijn gegeven door de Portugese autoriteiten voldoende zijn om het risico van onmenselijke behandeling uit te sluiten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, waarbij zij zich baseerde op de relevante wetsbepalingen en eerdere jurisprudentie. De uitspraak is gedaan door de voorzitter, mr. J.P.W. Helmonds, en de rechters mrs. M. van Mourik en L. Sanders, in aanwezigheid van griffier mr. L.J.F. Ceelie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/001001-23
RK nummer: 23/163
Datum uitspraak: 23 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 januari 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2022 door
the Lisbon Court of Supervision of the Enforcement of Sentences(Portugal) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1987,
huidige woon- of verblijfplaats onbekend,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 maart 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Diependaal, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S.J. Linck, advocaat in Amsterdam. Zij neemt waar voor haar kantoorgenoot, mr. S. Pijl, eveneens advocaat in Amsterdam. De opgeëiste persoon is daarnaast bijgestaan door een tolk in de Portugese taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt in de onderdelen b) en f) de volgende beslissingen:
een
enforceable judgementvan 9 januari 2018 van
the Coruche’s District Court of General Jurisdiction – Judicial District of Santarém, onherroepelijk sinds
9 juli 2018, met
case No. 235/15.0GBCCH;
een
court order of conversionvan 6 november 2020, onherroepelijk sinds
16 december 2020, met
case No. 104/13.0TXLSB-C – Conditional Release (Law 115/2009).
een
decisionvan 7 oktober 2021 met referentie
Law 9/2020waarin
the release of the defendant was ordered. Tegen deze beslissing is de officier van justitie in beroep gegaan op 5 november 2021. In hoger beroep is op 26 januari 2022 een beslissing genomen door
the Lisbon Court of Appeal, onherroepelijk sinds 2 februari 2022. Deze beslissing hield het volgende in:
‘having been granted the appeal filed by repealing the decision which granted pardon’.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog elf maanden. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor onder I genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsvrouw
4.1
Ten aanzien van het in rechtsoverweging 3 onder I genoemde vonnis geldt dat de opgeëiste persoon betwist dat het vonnis aan hem in persoon is uitgereikt. De overlevering moet op grond van artikel 12 OLW geweigerd worden, nu de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De opgeëiste persoon stelt pas op de hoogte te zijn geraakt van het vonnis toen de aanvankelijk aan hem opgelegde geldboete, die hij niet had betaald, al was omgezet in een gevangenisstraf en daartegen geen rechtsmiddelen meer openstonden.
4.2
Ten aanzien van de in rechtsoverweging 3 onder II en III genoemde beslissingen geldt dat er op grond van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB, nu ten aanzien van deze beslissingen niet bekend is of de opgeëiste persoon daarvan op de hoogte is gesteld. De opgeëiste persoon heeft zich in deze twee procedures niet kunnen verdedigen en heeft geen eerlijk proces gekregen.
4.3
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om over de gang van zaken rondom de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de in rechtsoverweging 3 onder II en III genoemde procedures nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Standpunt van de officier van justitie
4.4
Ten aanzien van het in rechtsoverweging 3 onder I genoemde vonnis is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub c OLW. De in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond is ten aanzien van dat vonnis dan ook niet van toepassing.
4.5
De in rechtsoverweging 3 onder II en III genoemde beslissingen hoeven niet aan artikel 12 OLW getoetst te worden, nu het in deze beslissingen niet gaat om een inhoudelijke beslissing over schuld of straf.
Oordeel van de rechtbank
4.6
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van het in rechtsoverweging 3 onder I genoemde vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
4.7
Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 2 februari 2023 blijkt dat het vonnis op 7 juni 2018 in persoon aan de opgeëiste persoon is uitgereikt. Tijdens deze uitreiking is aan de opgeëiste persoon meegedeeld dat hij binnen 30 dagen hoger beroep had kunnen instellen tegen het vonnis.
4.8
Gelet op het voorgaande is er sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub c OLW. Meer in het bijzonder is er sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub c, onder 2 OLW, nu het vonnis na iets meer dan 30 dagen na de uitreiking daarvan onherroepelijk is geworden (op 9 juli 2018), hetgeen erop duidt dat de opgeëiste persoon niet binnen de voorgeschreven termijn van 30 dagen hoger beroep heeft ingesteld.
4.9
De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich ten aanzien van het in rechtsoverweging 3 onder I genoemde vonnis dan ook niet voor. De rechtbank merkt daarnaast op dat een enkele betwisting door de opgeëiste persoon van de hierboven beschreven gang van zaken niet voldoende is om tot een ander oordeel te komen. Hetgeen de uitvaardigende justitiële autoriteit vermeldt is in deze leidend. [4]
4.1
De in rechtsoverweging 3 onder II genoemde beslissing ziet op een beslissing over voorwaardelijke invrijheidsstelling (het EAB spreekt namelijk van: ‘
conditional release’). De in rechtsoverweging 3 onder III genoemde beslissing ziet op een procedure die alleen gaat over het al dan niet herroepen van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de opgeëiste persoon. Beide beslissingen liggen niet ter toetsing aan artikel 12 OLW voor, nu het niet gaat om procedures waarin de aard of de maat van de straf gewijzigd is. [5]
4.11
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
4.12
Het verweer van de raadsvrouw slaagt niet. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich niet voor.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 6 april 2021 [6] heeft de rechtbank een algemeen reëel gevaar aangenomen dat personen die in Portugal in de detentie-instellingen van Lissabon, Caxias en Setúbal zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Bij brief van 8 februari 2023 heeft de
Deputy General Directorvan het
Directorate-General of Reintegration and Prison Servicesde volgende garantie gegeven:
“… I hereby declare and give guarantee that [opgeëiste persoon], ID Card no. [nummer], will not be designated to prisons of Lisbon, Caxias or Setúbal, nor he will be transferred to them.”
De rechtbank is, met de raadsvrouw en de officier van justitie, van oordeel dat de hiervoor vermelde garantie voldoende is om het algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon uit te sluiten.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 107 en 177 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Lisbon Court of Supervision of the Enforcement of Sentences(Portugal) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Vergelijk: rechtbank Amsterdam 25 augustus 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:7012.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie 22 december 2017, zaak C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026.
6.Rechtbank Amsterdam 6 april 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:1627.