ECLI:NL:RBAMS:2023:1705

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/13/730774 / HA RK 23-78
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van een kantonrechter in een onderbewindstelling zaak

Op 10 februari 2023 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C.W. Inden, kantonrechter te Amsterdam, in verband met een eerdere beslissing over de onderbewindstelling van zijn zuster. Verzoeker is het niet eens met de aanstelling van een andere bewindvoerder en beschuldigt de kantonrechter van corruptie en partijdigheid. De Wrakingskamer heeft de processtukken bestudeerd en vastgesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. In een arrest van de Hoge Raad is bepaald dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De gronden van verzoeker zijn niet onderbouwd met feiten die wijzen op vooringenomenheid van de rechter. Daarom is het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond verklaard en is besloten om het verzoek af te wijzen zonder mondelinge behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing op het op 10 februari 2023 ingekomen verzoek tot wraking en onder zaaknummer C/13/730774 / HA RK 23-78 ingeschreven van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.W. Inden, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het verzoek tot wraking van 8 februari 2023,
  • de op 28 februari 2023 ingekomen bijlagen.
De rechter berust niet in de wraking.

2 De feiten het verzoek

2.1.
Verzoeker heeft de onderbewindstelling van zijn zuster verzocht met de aanstelling van hemzelf als bewindvoerder. Bij beschikking van 16 juni 2021 heeft de rechter een ander als bewindvoerder aangesteld (zaaknummer 9154593 EB VEZ 21-5046). Verzoeker is het niet eens met deze beslissing en stelt: “deze kantonrechter is een schandvlek op de onafhankelijke rechtspraak in Nederland” en voorts dat “deze kantonrechter ronduit corrupt is”.

3.3. De gronden van de beslissing

3.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
3.2.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.3.
Het bezwaar van verzoeker betreft een beslissing van de rechter. Een rechterlijke beslissing kan echter geen grond voor wraking opleveren zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. De overige - onder 2.1 aangehaalde - verwijten aan het adres van de rechter zien niet op zijn gestelde vooringenomenheid en zijn ook niet voorzien van enige feitelijke onderbouwing. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, en N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2023.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.