ECLI:NL:RBAMS:2023:1702

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
23 maart 2023
Zaaknummer
C/13/731101 / HA RK 23-88
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens gebrek aan grond

Op 21 maart 2023 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, dat op 17 maart 2023 was ingediend. Het verzoek was gericht tegen mr. M.A. Boerhorst, bestuursrechter in opleiding. De verzoeker had de wraking aangevraagd omdat hij meende dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door een verzoek om aanhouding van de zitting wegens ziekte af te wijzen. De rechtbank heeft kennisgenomen van het wrakingsverzoek en de schriftelijke reactie van de rechter. De rechter heeft aangegeven dat hij op de zitting aanwezig was en de zaken inhoudelijk heeft behandeld, zonder op de wraking te berusten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechterlijke beslissing om de zitting niet aan te houden geen grond voor wraking kan zijn, zoals eerder is overwogen door de Hoge Raad. De rechtbank heeft geoordeeld dat de motivering van de beslissing geen blijk geeft van vooringenomenheid en dat het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond is. De Wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking af te wijzen, zonder dat een mondelinge behandeling noodzakelijk was. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 17 maart 2023 gedane en onder rekestnummer C/13/ 731101 / HA RK 23-88 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.A. Boerhorst, bestuursrechter (in opleiding) te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het navolgende processtuk:
 het wrakingsverzoek van 17 maart 2023, door verzoeker per e-mail aan het team bestuursrecht gezonden om 13.20 uur en daarna doorgezonden aan de Wrakingskamer;
 de schriftelijke reactie van de rechter van 20 maart 2023.
1.2.
De rechter heeft niet in de wraking berust. Hij heeft meegedeeld dat hij op 17 maart 2023 om 13.35 uur de zitting heeft laten uitroepen en de zaken inhoudelijk heeft behandeld. De gemachtigden van verweerders, de heffingsambtenaar van Gemeentebelastingen Amstelland en de heffingsambtenaar van het Hoogheemraadschap, waren aanwezig. Bij terugkomst op zijn werkplek, rond 14.30 uur, werd hem pas duidelijk dat hij gewraakt was. De uitspraak is aangehouden.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Bij de rechtbank zijn zaken van verzoeker in behandeling met de zaaknummers AMS 20/6999 GGH, AMS 20/6720 WOZ, AMS 20/5707 en AMS 20/2186 WASCHB 34. Op 17 maart 2023 heeft de geplande mondelinge behandeling plaatsgevonden, nadat de rechter een verzoek om aanhouding wegens ziekte van verzoeker had afgewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel. Daarnaast geldt dat ook de objectief gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid grond kan zijn voor wraking.
3.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat
het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking; wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.4.
Volgens verzoeker heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt door de weigering de geplande mondelinge behandeling op vrijdagmiddag 17 maart 2023 op verzoek van verzoeker wegens griep aan te houden. Die ochtend rond 11.00 uur is hem namens de rechter meegedeeld dat het verzoek tot aanhouding niet de eerste keer was, de rechtbank pas kort van tevoren op de hoogte was gesteld en de ziekte ook niet met stukken onderbouwd was. Hij mocht wel per zoomverbinding aan de zitting deelnemen, maar daarmee heeft verzoeker geen ervaring. Verzoeker vindt dit standpunt onredelijk, omdat ziekte een vorm van overmacht is. De afwijzing is ook niet onderbouwd. De griffier deelde enkel mee “dat een griep geen reden hiervoor mag zijn”.
3.5.
Een rechterlijke beslissing is geen grond tot wraking zoals is beslist in het hierboven genoemde arrest. De motivering van de beslissing geeft geen blijk van vooringenomenheid. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. Een mondelinge behandeling kan achterwege blijven.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mrs. P.B. Martens, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en A.W.J. Ros, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 maart 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.