ECLI:NL:RBAMS:2023:1438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
15 maart 2023
Zaaknummer
71/032383-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf wegens aanzetten tot haat, discriminatie en opruiing tot terroristisch misdrijf

Op 17 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder aanzetten tot haat en discriminatie, groepsbelediging en opruiing tot een terroristisch misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot 9 februari 2022 in Zonnemaire zich op grove wijze heeft uitgelaten over Joodse en gekleurde mensen, waarbij hij gebruik maakte van openbare Telegramgroepen en videochatwebsites. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanzetten tot haat en discriminatie door beledigende en gewelddadige uitlatingen te doen, die niet alleen kwetsend zijn, maar ook de angst voor terroristische misdrijven in de samenleving voeden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De rechtbank heeft ook een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De verdachte heeft erkend dat zijn uitlatingen niet in het openbaar zijn gedaan, maar de rechtbank oordeelde anders, gezien de toegankelijkheid van de Telegramgroepen. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten is gehandhaafd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/032383-22
Datum uitspraak: 17 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
thans gedetineerd te: [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 3 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. Z. Trokic en R. Hagemeijer (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. I.M. d’Hont naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – na wijziging op de zitting ten laste gelegd dat hij:
1. in de periode van 1 januari 2021 tot 8 februari 2022 in Zonnemaire zich heeft schuldig gemaakt aan:
(eerste alternatief) aanzetten tot haat tegen, discriminatie van en/of geweld tegen Joden en gekleurde mensen en/of
(tweede alternatief) groepsbelediging van Joden en gekleurde mensen,
terwijl hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt;
2. in de periode 11 februari 2021 tot 9 februari 2022 in Zonnemaire een semi-automatisch vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad, met een terroristisch oogmerk;
3. in de periode 11 februari 2021 tot 9 februari 2022 in Zonnemaire een wapen en/of munitie zonder erkenning heeft vervaardigd en beproefd;
4. in de periode van 7 oktober 2021 tot 26 november 2021 in Zonnemaire zich heeft schuldig gemaakt aan opruiing tot een terroristisch misdrijf, strafbaar feit en/of gewelddadig
optreden tegen het openbaar gezag;
5. in de periode 1 januari 2021 tot 9 februari 2022 in Zonnemaire gesprekspartners en andere internetbezoekers heeft bedreigd met een terroristisch misdrijf.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.
3
Waardering van het bewijs
3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle vijf feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Alleen het terroristisch oogmerk bij het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie (feit 2) en bij opruiing door het versturen van een afbeelding van een molotovcocktail (feit 4 sub ii) kan niet worden bewezen. Van dat onderdeel in de feiten 2 en 4 sub ii moet verdachte dan ook worden vrijgesproken.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vooropgesteld dat verdachte erkent de tenlastegelegde uitlatingen te hebben gedaan, de ernst daarvan inziet en deze niet wil bagatelliseren. Niettemin meent de verdediging dat verdachte niet voor alle tenlastegelegde feiten kan worden veroordeeld.
Verdachte moet worden vrijgesproken van het aanzetten tot haat/discriminatie/geweld (feit 1, eerste alternatief), omdat de uitlatingen niet in het openbaar zijn gedaan. Het grootste deel van de uitlatingen is gedaan in besloten chatgroepen waar men actief lid van moet worden om de berichten te lezen. Die chatgroepen zijn dus gevuld met gelijkgestemden of met personen die al affiniteit hadden met het onderwerp. Van anderen aanzetten tot strafbare feiten is dan ook geen sprake.
Ten aanzien van de groepsbelediging (feit 1, tweede alternatief), het voorhanden hebben van het semi-automatische wapen en de munitie (feit 2), het vervaardigen en beproeven van het wapen en/of de munitie (feit 3) wordt geen verweer gevoerd. Alleen kan niet worden bewezen dat verdachte het wapen voorhanden heeft gehad met een terroristisch motief en moet hij van dat onderdeel worden vrijgesproken.
Voor feit 4 geldt dat verdachte van het onderdeel opruiing tot enig terroristisch misdrijf moet worden vrijgesproken. Hij heeft de uitlatingen over ‘get a weapen and start real shit’ en blow up a synagogue of Satan’ gedaan tegenover gelijkgestemden die dezelfde mening delen. Van opruiing is daarom geen sprake.
Verdachte kan hoogstens veroordeeld worden voor opruiing tot geweld door het delen van een afbeelding van hoe je een molotovcocktail kunt maken. Maar dat is niet het opruien tot een terroristisch misdrijf. De context waarin deze afbeelding door verdachte is gedeeld had namelijk niets te maken met de rechts-nationalistische ideologie van verdachte, want het ging over rellen tegen de coronamaatregelen.
Voor feit 5 (bedreiging) refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. De verdediging benadrukt dat verdachte nooit terroristische motieven heeft gehad.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie, op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan aanzetten tot haat tegen, discriminatie van en geweld tegen Joden en gekleurde mensen (eerste alternatief) en groepsbelediging van Joden en gekleurde mensen (tweede alternatief).
Openbaar
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde uitlatingen door verdachte in het openbaar zijn gedaan.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad [1] volgt dat de volgende omstandigheden van belang zijn bij de vraag of sprake is van openbaarheid:
de omvang van de kring van personen tegenover wie de uitlating is gedaan;
de functie of hoedanigheid van degene tegenover wie de uitlating is gedaan;
het ontbreken van voorafgaande betrokkenheid van degene tegenover wie de uitlating is gedaan bij degene die de uitlating doet;
de mate waarin aan de uitlating door inhoud of vormgeving kenbaar een min of meer vertrouwelijk karakter moet worden ontzegd;
de mate waarin de uitlating geëigend is om aan de inhoud daarvan bekendheid te geven buiten de kring van personen tot wie de uitlating rechtstreeks is gericht;
de mate waarin de uitlating door de wijze waarop zij is gedaan - mondeling, bij brief, per e-mail, door plaatsing op een voor anderen toegankelijke site of anderszins - vatbaar is voor kennisneming door anderen dan de rechtstreeks geadresseerde, en
de kans dat de inhoud van de uitlating ter kennis komt van anderen dan degenen tot wie de uitlating rechtstreeks is gericht.
Een deel van de uitlatingen heeft verdachte als bericht verstuurd in de openbare Telegram groep [naam groep 1] . De tekstberichten ‘
If he was really based he’d get a teal weapon and start real shit’ en ‘
Blow up a synagogue of Satan’ zijn verstuurd in de openbare Telegramgroep [naam groep 2] .
Verder heeft verdachte ook clips (video’s) gemaakt van door hem opgenomen chatgesprekken. Hij heeft verklaard dat hij de clips die hij in de map [naam map] had opgeslagen op Telegram heeft verspreid. De rechtbank stelt vast dat de uitlatingen ‘
Ik zou je niet vermoorden, maar alleen terugsturen naar Afrika’, ‘
Ik wil alleen Joden vermoorden. Wij haten de Joden’ (video [naam video 1]) ‘
Ik ben een Nazi. De Joden maken alles kapot en dat de Joden vergast moeten worden. Als ik/wij aan de macht komen, gaan alle Joden dood’ (video [naam video 2]) zijn gedaan in video’s die in de map [naam map] zijn opgeslagen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte lid was van negen Telegram kanalen en groepen. Acht daarvan waren openbaar, van één is dat onbekend gebleven. Openbare groepen en kanalen op Telegram zijn voor iedereen vrij toegankelijk. Net als in eerdere rechtspraak is bepaald, is de rechtbank daarom van oordeel dat de uitlatingen van verdachte in berichten die in openbare Telegramgroepen/kanalen zijn verstuurd in het openbaar zijn gedaan [2] .
Daarnaast zijn er ook uitlatingen van verdachte in chatgesprekken, die door hem zijn opgenomen en die op zijn computer waren opgeslagen, maar waarvan niet vast staat dat verdachte die in openbare Telegram groepen of kanalen heeft gedeeld. De officier van justitie vindt dat – met toepassing van de criteria van de Hoge Raad – ook deze uitlatingen “in het openbaar” zijn gedaan. De verdediging heeft dat bestreden.
De verdediging heeft er terecht op gewezen dat deze uitlatingen tegenover een kleine kring van personen zijn gedaan. Het gaat om chatgesprekken met één of twee personen, waarbij soms enkele gelijkgestemden met verdachte meekeken (criterium 1). Dat is een sterk argument tégen openbaarheid. Dat heeft de officier van justitie ook erkend en de rechtbank ziet dat ook. Maar daartegenover wijzen de andere criteria in de richting van openbaarheid. Verdachte heeft zich tegenover willekeurige, soms minderjarige mensen geuit die hij van te voren niet kende (criteria 2 en 3). De uitlatingen zijn choquerend en bedoeld om te provoceren, van vertrouwelijkheid is geen sprake (criterium 4). Verdachte heeft verklaard dat hij deze uitlatingen deed omdat hij en gelijkgestemden dit grappig zouden vinden en hij hoopte daardoor geaccepteerd te worden in de groep. Met dat doel voor ogen heeft verdachte de chatsessies opgenomen en de video’s op zijn computer bewaard. Het is ook mogelijk dat zijn gesprekspartners de chatsessies hebben opgenomen en bewaard. De kans dat de uitlatingen ter kennis komen van anderen dan de rechtstreeks geadresseerden is dan ook aanzienlijk (criteria 5, 6 en 7). Daarom is de rechtbank van oordeel dat ook voor deze uitlatingen van verdachte geldt dat zij in het openbaar zijn gedaan.
Aanzetten tot haat, discriminatie en geweld
Om te bepalen of sprake is van aanzetten tot haat, discriminatie en/of geweld moet worden beoordeeld:
( i) of de desbetreffende uitlating gelet op zijn bewoordingen aanzet tot haat tegen, discriminatie van of geweld tegen een groep mensen wegens hun ras,
(ii) of de uitlating is gedaan in een bepaalde context die, doordat de uitlating een bijdrage kan leveren aan het publiek debat of een uiting is van artistieke expressie, haar ‘aanzettende’ karakter kan wegnemen en waarvan de reikwijdte wordt bepaald door het in artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) verzekerde recht op vrijheid van meningsuiting, en
(iii) of een uitlating die in de onder (ii) bedoelde context is gedaan niettemin onnodig grievend is.
i. Met de uitlatingen die in de tenlastelegging zijn opgenomen heeft verdachte zich op grove, discriminerende en zeer gewelddadige wijze geuit over Joodse en gekleurde mensen. Deze uitlatingen kunnen gelet op de bewoordingen niet anders worden beschouwd dan als aanzetten tot haat tegen, discriminatie van en geweld tegen een groep mensen wegens hun ras.
ii. Verdachte heeft verklaard dat de uitlatingen moeten worden gezien als een vorm van donkere humor. De verdediging heeft niet aangevoerd dat zijn uitingen een bijdrage aan het publieke debat kunnen leveren of uitingen van artistieke expressie zijn en de rechtbank vindt dat daar ook op geen enkele manier sprake van is. De uitlatingen zijn dan ook niet gedaan in een bepaalde context die het ‘aanzettende’ karakter kan wegnemen en waarvan de reikwijdte wordt bepaald door het recht op vrijheid van meningsuiting.
Gelet op de bewustheid waarmee verdachte deze uitlatingen heeft gedaan en gezien het karakter hiervan, is de rechtbank van oordeel dat hij wist dat de uitlatingen, gezien hun inhoud, bezwaarlijk anders kunnen worden beschouwd dan als aanzetten tot haat tegen, discriminatie van en geweld tegen Joden en gekleurde mensen. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte hierop opzet heeft gehad.
Groepsbelediging
Gelet op het duidelijke beledigende karakter van de uitlatingen is de rechtbank – met de officier van justitie en de raadsvrouw – van oordeel dat deze uitlatingen ook groepsbelediging ten aanzien van Joden en gekleurde mensen (tweede alternatief) opleveren.
Partiële vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat de zinsneden “
Nsbers deden niets fout”, “
Doe je onderzoek” en “
Gelukkig heeft de joodse naoorlogse propagandacampagne tegen de nationaal socialisten weer goed z’n werk gedaan Als de nsb er niet was hadden we op dezelfde manier behandeld geweest als de Polen tchechen, Oekrainers en roemenen” geen strafbare beledigingen inhouden en niet aanzetten tot haat, discriminatie of geweld. Dit geldt ook voor de passage
“In the turner diaries word er een aanslag gepleegd op blanken door zwarten en moeten de blanken zich schuil houden. Uiteindelijk weten ze terug te vechten. Dit begint op day of the rope”, omdat hiermee kennelijk is bedoeld een beschrijving te geven van een boek.
Gewoonte
Het gaat om veel uitingen gedurende een periode van ruim een jaar. Daarom is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een gewoonte.
3.3.2
Feit 2
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie en de verdediging, op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
De rechtbank is, net als de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte dit feit heeft begaan met een terroristisch oogmerk. Uit het dossier is immers niet gebleken dat verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad om (een deel van) de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen, een overheid of een internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden of de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of vernietigen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
3.3.3
Feit 3
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie en de verdediging, op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de bekennende verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte een vuurwapen heeft vervaardigd, hersteld en beproefd en munitie heeft beproefd.
3.3.4
Feit 4
De rechtbank vindt, net als de officier van justitie, op grond van de wettige bewijsmiddelen (waaronder de verklaring van verdachte) bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opruiing tot een terroristisch misdrijf en opruiing tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag.
Verdachte heeft op het openbare Telegram kanaal [naam groep 2] de volgende berichten verstuurd: “
If he was really based he’d get a teal weapon and start real shit” en “
Blow up a synagogue of Satan”. De rechtbank gaat er net als de officier van justitie vanuit dat bij “teal weapen” sprake is van een verschrijving en dat “real weapon” is bedoeld. Door deze uitlatingen te versturen in een Telegram groep waarin extreemrechtse en antisemitische berichten werden verstuurd, in het kader van een chatgesprek waarin het gebruik van geweld en wapens tegen Joden werd aangemoedigd, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij anderen heeft opgeruid tot het plegen van een dergelijk misdrijf. Een aanslag op een synagoge is onmiskenbaar een daad die bedoeld is om een deel van de bevolking, in dit geval de Joodse bevolking, ernstige vrees aan te jagen. Dit is een terroristisch misdrijf.
Verdachte heeft daarnaast in de openbare Telegram groep [naam groep 3] een afbeelding verstuurd met instructies voor het maken van een molotovcocktail. Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat dit opruiing tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag oplevert, maar dat het hier niet gaat om een terroristisch misdrijf waartoe wordt opgeruid.
3.3.5
Vrijspraak van feit 5
Uit rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat voor een bewezenverklaring van bedreiging met een terroristisch misdrijf vereist is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat (a) het misdrijf waarmee wordt gedreigd een terroristisch misdrijf betreft en (b) dit misdrijf ook zal worden uitgevoerd.
Verdachte heeft bekend dat hij de uitlatingen heeft gedaan, maar heeft verklaard dat dit moet worden gezien als grootspraak. Het was niet zijn bedoeling mensen daadwerkelijk te bedreigen. De officier van justitie vindt dat bij de bedreigden wel degelijk in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het terroristische misdrijf waarmee verdachte dreigde ook zou worden uitgevoerd en wijst op de volgende omstandigheden. Verdachte deed de uitlatingen in volledige anonimiteit via Telegram en/of terwijl hij onherkenbaar in beeld was op videochatwebsites. Op de video’s was hij gekleed in een kogelvrij vest, een zonnebril, een sjaal over zijn mond en diverse vlaggen op de achtergrond. De Nazi-symboliek op het kogelvrije vest en de SS-vlag en VOC-vlag zetten kracht bij aan de uitlatingen van verdachte. Dit geldt te meer voor de momenten dat verdachte daarbij ook zijn wapen liet zien of wanneer hij volledig anoniem was via Telegram. Dat maakt volgens de officier van justitie dat het voor de bedreigden moeilijk is om in te schatten hoe serieus de bedreiging moet worden genomen, waardoor in redelijkheid vrees kan ontstaan dat het terroristische misdrijf ook zal worden uitgevoerd.
De rechtbank vindt van belang in welke context de uitlatingen zijn gedaan en stelt daarover het volgende vast. Verdachte heeft de berichten ‘
If he was really based he’d get a teal weapon and start real shit’ en ‘
Blow up a synagogue of Satan’ geplaatst op het openbare Telegramkanaal [naam groep 2] . Op dit kanaal werden verschillende berichten en afbeeldingen met een – kort gezegd – extreemrechts en/of extremistisch karakter geplaatst. De gesprekspartners bieden tegen elkaar op met het verheerlijken van hypothetische aanslagen op Joodse doelwitten, zoals op Joodse banken en een synagoge. Onder feit 4 is deze uitlating van verdachte als opruiing met een terroristisch misdrijf bewezen verklaard. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank echter niet dat ook sprake is van bedreiging, omdat de context die van grootspraak is en daarom bij lezers van dit bericht in redelijkheid niet de vrees kan ontstaan dat “blow up a synagogue” ook daadwerkelijk zal worden uitgevoerd.
De overige uitingen die op de tenlastelegging voorkomen, zijn gedaan tijdens videochatgesprekken via de websites [naam website 1] en [naam website 2] . Op de video’s die verdachte hiervan heeft gemaakt is te zien dat verdachte tijdens de videochatgesprekken op de achtergrond een SS-vlag en VOC-vlag had opgehangen en een band om zijn arm had waarop een hakenkruis was afgebeeld. Hij praat over het “afmaken” van Joden en negers, “aan het gas” en “jullie gaan er allemaal aan”. Onder feit 1 zijn deze uitlatingen als aanzetten tot haat, discriminatie en geweld en groepsbelediging bewezen verklaard. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank, gelet op de context, niet dat bij de kijkers van deze video’s in redelijkheid de vrees kan ontstaan dat “afmaken”, “vergassen” en “eraan gaan” ook misdaden zijn die naar aanleiding van deze video’s daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd.
Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1,
eerste alternatief:
in de periode van 1 januari 2021 tot 9 februari 2022 te Zonnemaire in het openbaar mondeling, bij geschift en/of bij afbeelding heeft aangezet tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten Joden en/of gekleurde mensen en/of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van Joden en gekleurde mensen wegens hun ras door het zeggen en/of het plaatsen en/of delen van uitlatingen en/of berichten en/of geschriften en/of afbeeldingen in de Telegram chatgroep [naam groep 1] en/of het Telegram kanaal [naam groep 2] en/of op de chatwebsite [naam website 1] en/of [naam website 2] , te weten
- Een bericht op 2 februari 2022 met de tekst:

‘Nee man. Goeie lui. Zolang ze daar zitten en joden afmaken. Die moslims hebben in de afgelopen 60 jaar een stuk meer joden afgemaakt dan wij allemaal bij elkaar.’ en

- Een of meerdere berichten met de teksten:
‘De nsb was voor het vasthouden van de nationale identiteit en tegen joden. De genen die joden hielpen en bij het verzet zaten waren juist de verraders’
‘Ik ben geen voorstander van de andere rassen maar ik ben best bereid degene die inzien dat joden het probleem zijn en aan onze kant mee willen v vechten veilig terug te laten gaan naar Afrika en ze zelfs daar te helpen om er nog wat van te maken. Maar eerst de joden aan pakken’ en
- ‘Tegen de negers, weet je. Je moet klaar zijn. Tegen de Negers en Joden. Allemaal afmaken gewoon. Vuillakken.’ en daarbij een op een vuurwapen gelijkend wapen te laten zien en
- Een afbeelding van een gestrekte hand en/of de zogenoemde Hitlergroet en
- Een afbeelding van een roodkleurige band met hakenkruis en
- Een afbeelding met een SS-teken en
- ‘Fuck de Joden. Alle joden moeten kapot gemaakt worden en aan het gas.’ (blz. ZD-219) en
- ‘Dan ben je ook een Jood. Dan moet je gelijk aan het gas'
- ‘Kut neger. Donder op uit mijn land man stinkneger. Terug op de boot. Stinkneger. Terug op de boot. We komen nog wel voor jullie. Komt wel. Jullie gaan er allemaal aan. Stinknegers' (blz. ZD-223) en/of
- ‘Gas aan de Joden’, ‘Hang de negers’ (blz ZD-224) en
- Ik zou je niet vermoorden, maar alleen terugsturen naar Afrika’, Ik wil alleen Joden vermoorden. Wij haten de Joden’ (blz. ZD-228) en
- Ik ben een Nazi. De Joden maken alles kapot en dat de Joden vergast moeten worden. Als ik/wij aan de macht komen, gaan alle Joden dood’ (blz. ZD-230)
- Een tekstbericht met ‘If he was really based he’d get a teal weapon and start real shit’, ‘Blow up a synagogue of Satan’ (p. ZD-095 e.v. 096)
terwijl verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt;
tweede alternatief:
in de periode van 1 januari 2021 tot 9 februari 2022 te Zonnemaire zich in het openbaar mondeling bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend heeft uitgelaten over een groep mensen, te weten Joden en/of gekleurde mensen wegens hun ras door het zeggen en/of het plaatsen en/of delen van uitlatingen en/of berichten en/of geschriften en/of afbeeldingen in de Telegram chatgroep [naam groep 1] en/of het Telegram kanaal [naam groep 2] en/of op de chatwebsite [naam website 1] en/of [naam website 2] , te weten
- Een bericht op 2 februari 2022 met de tekst:

‘Nee man. Goeie lui. Zolang ze daar zitten en joden afmaken. Die moslims hebben in de afgelopen 60 jaar een stuk meer joden afgemaakt dan wij allemaal bij elkaar.’ en/of

- Een of meerdere berichten met de teksten:
De nsb was voor het vasthouden van de nationale identiteit en tegen joden. De genen die joden hielpen en bij het verzet zaten waren juist de verraders
‘Ik ben geen voorstander van de andere rassen maar ik ben best bereid degene die inzien dat joden het probleem zijn en aan onze kant mee willen v vechten veilig terug te laten gaan naar Afrika en ze zelfs daar te helpen om er nog wat van te maken. Maar eerst de joden aan pakken’ en
- ‘Tegen de negers, weet je. Je moet klaar zijn. Tegen de Negers en Joden. Allemaal afmaken gewoon. Vuillakken.’ en daarbij een op een vuurwapen gelijkend wapen te laten zien en
- Een afbeelding van een gestrekte hand en/of de zogenoemde Hitlergroet en
- Een afbeelding van een roodkleurige band met hakenkruis en
- Een afbeelding met een SS-teken en
- ‘Fuck de Joden. Alle joden moeten kapot gemaakt worden en aan het gas.’ (blz. ZD-219) en
- ‘Dan ben je ook een Jood. Dan moet je gelijk aan het gas’
- ‘Kut neger. Donder op uit mijn land man stinkneger. Terug op de boot. Stinkneger. Terug op de boot. We komen nog wel voor jullie. Komt wel. Jullie gaan er allemaal aan. Stinknegers’ (blz. ZD-223) en
- ‘Gas aan de Joden’, ‘Hang de negers’ (blz ZD-224) en
- Ik zou je niet vermoorden, maar alleen terugsturen naar Afrika’, Ik wil alleen Joden vermoorden. Wij haten de Joden’ (blz. ZD-228) en
- Ik ben een Nazi. De Joden maken alles kapot en dat de Joden vergast moeten worden. Als ik/wij aan de macht komen, gaan alle Joden dood’ (blz. ZD-230)
- Een tekstbericht met ‘If he was really based he’d get a teal weapon and start real shit’, ‘Blow up a synagogue of Satan’ (p. ZD-095 e.v. 096);
terwijl verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt;
feit 2:
in de periode van 11 februari 2021 tot 9 februari 2022 te Zonnemaire, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet, te weten een
semi-automatisch vuurwapen van het merk FGC-9 MKII en munitie van categorie III, te weten kaliber 9x19 mm Hexagon en Geco en Sellier en Bellet en patroonhouders, voorhanden heeft gehad;
feit 3:
in de periode van 11 februari 2021 tot 9 februari 2022 te Zonnemaire, in elk geval in Nederland heeft gehandeld in strijd met artikel 9 van de Wet wapens en munitie, immers heeft verdachte één wapen van categorie III zonder erkenning vervaardigd, hersteld en beproefd en munitie van categorie III beproefd;
feit 4:
op 7 oktober 2021 te Zonnemaire in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit, dat een terroristisch misdrijf inhoudt, heeft opgeruid, door (i) in het het Telegram kanaal ‘ [naam groep 2] ’ de volgende tekstberichten te plaatsen: ‘If he was really based he’d get a teal weapon and start real shit’, ‘Blow up a synagogue of Satan’ (p. ZD-095 e.v. 096) en
op 26 november 2021 te Zonnemaire in het openbaar bij afbeelding tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door (ii) in de Telegram groep ‘ [naam groep 3] ’ te plaatsen: een afbeelding over hoe je een Molotovcocktail kunt maken (p. ZD-051 e.v.).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Dit geldt in het bijzonder bij feit 4 voor “de periode van 7 oktober 2021 tot 26 november 2021”. De twee uitingen in feit 4 zijn door verdachte op 7 oktober 2021 en 26 november 2021 gedeeld. Er had dus “tot en met” 26 november 2021 in plaats van “tot” moeten staan. Kennelijk is sprake van een verschrijving. De rechtbank heeft deze verschrijving verbeterd gelezen als “van 7 oktober 2021 tot en met 26 november 2021” en komt tot een bewezenverklaring van “op 7 oktober 2021” en “op 26 november 2021”. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, eerste en tweede alternatief, 2, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 18 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en daarbij als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, ambulante behandelverplichting en een voorwaarde het gedrag betreffende. Daarbij wordt ook de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden gevorderd. In de strafeis is rekening gehouden met straffen die in de rechtspraak in soortgelijke gevallen zijn opgelegd. Voorts vordert de officier van justitie oplegging van een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
7.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Zij verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de volgende omstandigheden.
Verdachte heeft vrijwel geen strafblad. Hij heeft vanaf het begin volledig meegewerkt aan het onderzoek en daarbij volledige openheid van zaken gegeven. Door de coronapandemie en een afnemend vertrouwen in de overheid raakte hij in een negatieve spiraal. Door zijn belaste verleden en zijn persoonlijkheidsproblematiek heeft hij zich laten meeslepen door gelijkgestemden en complottheorieën. Nadat hij in detentie met behandelaren in contact is geweest, heeft hij een beter begrip gekregen van (de impact van) zijn handelingen; zijn denkwijzen zijn afgezwakt. Vanwege zijn complexe persoonlijkheidsproblematiek kunnen de feiten hem in verminderde mate worden toegerekend. Volgens de psychiater is sprake van een lage tot matige recidiverisico. Een voorwaardelijk strafdeel kan verdachte een stok achter de deur bieden om zich aan bijzondere voorwaarden te houden. Een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel is een te zware maatregel en is niet nodig om verdachte te bewegen tot het nakomen van de bijzondere voorwaarden.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen straf is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsstraf en vrijheidsbenemende maatregel het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 januari 2021 tot 9 februari 2022 telkens op grove, discriminerende en zeer gewelddadige wijze uitgelaten over Joodse en gekleurde mensen. Dit deed hij in openbare Telegram groepen en op openbare videochatwebsites ten overstaan van vreemden. Daarbij valt op dat verdachte ook videochatgesprekken had met jongeren en deze vreselijke uitlatingen ook tegen hen deed. Bovendien maakte hij clips van de videochatgesprekken en verspreidde hij deze in de openbare Telegram groepen. De uitlatingen die door verdachte zijn gedaan zijn beledigend en zeer kwetsend voor Joodse en gekleurde mensen. Daarnaast wordt hiermee discriminatie in de hand gewerkt. Discriminatie zorgt voor uitsluiting van mensen en past niet binnen onze democratische rechtsstaat. De gelijkheid tussen mensen is immers een van de kernwaarden van onze samenleving.
Ook heeft verdachte in een Telegram groep waarin extreemrechtse en antisemitische berichten werden uitgewisseld de volgende berichten gestuurd: “
If he was really based he’d get a teal weapon and start real shit” en “
Blow up a synagogue of Satan”. Daarmee heeft hij zich schuldig gemaakt aan opruiing tot een terroristisch misdrijf. De omstandigheid dat verdachte deze uitlatingen juist heeft gedaan in een groep waarin extreemrechtse en antisemitische berichten worden verstuurd kan ertoe leiden dat hij anderen op het idee brengt dergelijke aanslagen te plegen. Bovendien voeden uitlatingen als deze de angst voor terroristische misdrijven in de samenleving. In een Telegramgroep, in een gesprek over het creëren van onrust in Den Haag (in verband met een persconferentie over de coronamaatregelen), stuurde verdachte een afbeelding met instructies voor het maken van een molotovcocktail. Hij heeft daarmee opgeruid tot geweld tegen het openbaar gezag. Dat dit op anderen serieus is overgekomen blijkt wel uit de omstandigheid dat hiervan melding is gemaakt bij de politie.
Verdachte heeft ook een vuurwapen gemaakt met behulp van een 3D-printer en heeft munitie besteld en met het wapen afgevuurd op de openbare weg. Verdachte wist dat dit strafbaar was. Het voorhanden hebben van wapens en munitie levert een groot gevaar op voor de samenleving, omdat door het ongecontroleerde bezit daarvan gemakkelijk dodelijk letsel kan worden toegebracht. Hierdoor worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich aan deze feiten heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de op te leggen straf mee dat dezelfde strafbare gedragingen van verdachte door de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd verschillende strafbare feiten opleveren en dat daardoor sprake is van eendaadse samenloop.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder in aanraking is geweest met justitie wegens soortgelijke feiten.
Door een duidingsdeskundige is onderzoek gedaan naar de achtergrond van de uitlatingen die door verdachte zijn gedaan. In het duidingsrapport van 20 december 2022 staat:
“Verdachte heeft extremistische ideeën. Hij stelt dat er een wij-groep bestaat die in zijn voortbestaan wordt bedreigd. Deze dreiging komt voort uit een duidelijk gedefinieerde zij-groep, namelijk de Joodse elite. Deze ‘zij’ bedreigt de ‘wij’ in haar voortbestaan door omvolking. Volgens de online uitingen van verdachte gaat er een rassenoorlog plaatsvinden waarbij de ‘wij’ kan gaan afrekenen met de kwaadaardige ‘zij’. Verdachte heeft zich hierop voorbereid door het preppen en het zelf vervaardigen van een vuurwapen. Verder heeft hij zich online uitgesproken over het gebruik van geweld, dat past geheel binnen het narratief van het rechts-extremisme. Het lijkt onwaarschijnlijk dat verdachte de uitspraken heeft gedaan vanuit humor en hij het dus niet echt meende. Er bestaat namelijk weinig onderscheid in het doelwit van zijn grappen. Ook stroken zijn grappen consequent met de ideologie die hij uitdraagt.”.
Door een psycholoog en psychiater is onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte.
In het rapport van de psycholoog van 5 juli 2022 staat:
“Uit het persoonlijkheidsonderzoek komt naar voren dat sprake is van persoonlijkheidsproblematiek, en zijn er enkele signalen voor een depressief toestandsbeeld. Verdachte heeft zich ontwikkeld tot een man die wantrouwend en met een zekere mate van achterdocht in het leven staat. Omdat het hem ontbreekt aan een stevige basis (in de hechting), mogelijk door problemen in de vroege ontwikkeling gezien de zorgelijke thuissituatie bij zijn moeder, is sprake van identiteitsproblemen. Hij heeft moeite sociale aansluiting te vinden en heeft een zeer beperkt netwerk. Hij overdekt deze kwetsbaarheid met een enigszins superieure zelfpresentatie, wat in feite zelfbehoud tot doel heeft. Het gebrek aan aansluiting en het zich niet gezien voelen, leidt tot frustratie en ontevredenheid. Het is niet helemaal duidelijk of hij snel te beïnvloeden is door zijn omgeving: verdachte lijkt informatie ook enigszins te manipuleren en de betrouwbaarheid ervan blijft niet duidelijk. Hij probeert problemen actief aan te pakken, maar het ontbreekt hem aan energie en hij kampt met somberheidsgevoelens. Een en ander is echter onvoldoende om op dit moment met zekerheid een depressieve stoornis vast te stellen en het is niet duidelijk of in dat geval sprake is van een reactie op de voorlopige hechtenis of dat hier al sprake van was voor zijn aanhouding. Er zijn bij verdachte persoonlijkheidsproblemen uit diverse clusters aanwezig: er is in enige mate sprake van paranoïde trekken (wantrouwen naar zijn partner, overheden, “het systeem” en bepaalde bevolkingsgroepen), schizoïde trekken (geen hechte vriendschappen of vertrouwelingen, onverschillig lijken ten opzichte van kritiek van anderen) en narcistische trekken (opgeblazen gevoelens van eigen belangrijkheid, gebrek aan empathie, afgunstig op anderen) en dwangmatige trekken (excessieve preoccupatie met werk en hobby’s, geld vooral uitgeven ten behoeve van toekomstige catastrofes, perfectionistisch in moeten afronden van zijn taken (vooral hobby’s)). Concluderend kan gesteld worden dat sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, schizoïde, narcistische en dwangmatige trekken. […] Hiervan was sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Vanuit de persoonlijkheidsproblematiek en daarbij specifiek het onderliggende gebrek aan identiteit is het aannemelijk dat verdachte niet alleen anderen beïnvloedt op deze manier, maar ook door hen wordt beïnvloed. Hij is iemand die vatbaar is om meegezogen te worden in een fuik van eenzijdige informatie, zoals wel gebeurt op online fora en platforms. Hij is gevoelig voor complottheorieën en zoekt deze actief op, niet beperkt tot ideeën vanuit nationaal socialistische overtuigingen. Hij is in die zin gemakkelijk tot extreme uitingen te verleiden als hem dat oplevert waar hij zo naar verlangt: erkenning en iemand mogen zijn. Verdachte is zich hier ten dele van bewust. Ten aanzien van het ten laste gelegde 1 (aanzetten tot) is de persoonlijkheidsproblematiek aldus in enige mate van invloed geweest op zijn handelen. Ten aanzien van feit 1 wordt geadviseerd verdachte het feit in verminderde mate toe te rekenen. Ten aanzien van feit 2 en feit 3, verboden wapenbezit met terroristisch oogmerk en het vervaardigen van een wapen, kan worden gesteld dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van de gestelde diagnose. Verdachte is wantrouwend en paranoïde, hij bereidt zich in sterke mate voor op rampscenario’s, zoals een kernramp of een oorlog. Verdachte ziet eerder en ernstiger gevaar dan anderen en handelt hiernaar door zich in sterke mate voor te bereiden. Zijn handelen hierin wordt voor een deel bepaald door zijn persoonlijkheidsproblematiek. In geval van een bewezenverklaring van feit 2 en/of feit 3, wordt geadviseerd verdachte dit feit of beide feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Gesteld kan worden dat verdachte sterke ideologische overtuigingen heeft en er gezien zijn complexe persoonlijkheidsproblematiek risico’s zijn op verdere ontsporing waarbij gebruik van geweld niet kan worden uitgesloten. Het is zeer goed denkbaar dat hij geweld zou gebruiken als hij er van overtuigd is dat dit nodig is. Waar deze grens ligt voor verdachte is niet duidelijk. Hij heeft moeite zelf zijn grenzen te definiëren. Concluderend wordt op basis van het dossier, persoonlijkheidsonderzoek, klinisch beeld en de VERA-2R het risico op rechts-extremistisch geweld als matig tot hoog ingeschat. De verhoging komt vooral voort vanuit de combinatie van de persoonlijkheidsstoornis en de mate waarin verdachte overtuigd is van zijn ideologie.
Behandeling van de complexe persoonlijkheidsproblematiek is geïndiceerd, indien nodig ondersteund met medicamenteuze behandeling, bijvoorbeeld ter vermindering van de paranoïde overtuigingen. Indien een of meer feiten bewezen zouden worden verklaard en verdachte een detentiestraf zou worden opgelegd zou wellicht al binnen detentie de behandeling kunnen worden opgestart. Behandeling na een eventuele detentie kan naar inschatting van de rapporteur plaatsvinden in een ambulant kader, waarbij het dan wel nodig is een strikt toezicht op verdachte te houden. Indien beschikbaar is een programma gericht op het deradicaliseren van verdachtes overtuigingen geïndiceerd. Het betrekken van zijn partner, in het geval zij samen verder gaan, zou bij dit gehele traject nodig zijn.
Er is overwogen of een tbs-maatregel in de vorm van een tbs met voorwaarden passend of nodig zou zijn. Enerzijds zijn er de sterke ideologische overtuigingen van verdachte en het matig tot hoge recidive risico, in combinatie met de gestelde persoonlijkheidsstoornis. Anderzijds is verdachte niet eerder voor dergelijke feiten in aanraking gekomen met justitie (alleen voor diefstal als minderjarige en vanwege rijden onder invloed als meerderjarige) en zegt hij open te staan voor behandeling van de persoonlijkheidsstoornis. Verdachte is in staat een intensieve behandeling te kunnen ondergaan en zich aan afspraken te houden. De verwachting is dat hij dat, indien opgelegd als bijzondere voorwaarde, zou doen. Een langdurig en strikt toezicht is geïndiceerd om verdachte over langere tijd te kunnen monitoren. Het advies is verdachte een (deels voorwaardelijke) detentiestraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden meewerken aan behandeling, inzicht geven in internetgebruik en indien mogelijk een langdurige proeftijd op te leggen zodat verdachte over lange tijd gemonitord kan worden”.
In het rapport van de psychiater van 20 januari 2023 staat:
“De persoonlijkheid van verdachte wordt gekenmerkt door rigiditeit. Verdachte is stug en weinig flexibel. Verdachte is tevens consciëntieus en perfectionistisch. De dingen moeten gaan zoals hij het wil. Het geweten is streng met het opleggen van hoge normen voor zowel zichzelf als anderen. Verdachte wordt door deze persoonskenmerken gehinderd in zijn sociaal en relationeel functioneren. Daarbij geeft hij aan er zelf last van te hebben aangezien hij zich door zijn beperkingen nooit echt gelukkig kan voelen. De aanwezige neurotische afweer - met afweermechanismen als rationalisatie, identificatie, terugtrekken en reactieformatie (zie toelichting bij psychiatrisch onderzoek) - lijkt vooral een gevolg te zijn van het veelvuldig gepest in de kindertijd, het opgroeien bij strenge grootouders en ook door op jonge leeftijd als heilsoldaat gevormd te zijn door een sterk normerende omgeving. Verdachte voldoet aan nagenoeg alle criteria voor de diagnose dwangmatige persoonlijkheidsstoornis.
Onderliggend is door affectieve verwaarlozing in de vroege jeugd bij verdachte mogelijk sprake van een borderline persoonlijkheidsorganisatie die door de sterke neurotische afweer minder op de voorgrond staat. Er wordt geen borderline persoonlijkheidsstoornis als diagnose gesteld maar er zijn wel borderline trekken aanwezig. De coping van verdachte doet narcistisch aan en lijkt vooral ter overdekking van zijn lage zelfbeeld. Verdachte tracht stevig over te komen om niet over zich heen te laten lopen. Narcistische persoonlijkheidstrekken kunnen niet worden vastgesteld. Onderzoeker ziet verder geen kenmerken van een schizoïde persoonlijkheidsstoornis. Samenvattend wordt bij verdachte als diagnose een dwangmatige persoonlijkheidsstoornis gesteld. Tevens is sprake van borderline persoonlijkheidstrekken. Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor een ontwikkelingsstoornis zoals ADHD. Ook voor een autismespectrumstoornis worden weinig suspecte kenmerken gezien, omdat hij in het contact met onderzoeker geen autistische indruk maakt en zijn de spraak en motoriek niet afwijkend zijn. In de kindertijd kon hij normaal spelen met andere kinderen. Wel werd verdachte vroeger op school veel gepest en had hij toen al een verzameldrang. Een autismespectrum kan vooral vanwege dit laatste niet geheel worden uitgesloten, maar lijkt op basis van de gespreksindrukken minder waarschijnlijk. Een (lichte) autismespectrumstoornis kan niet worden vastgesteld maar ook niet geheel worden uitgesloten. Tenslotte was in het verleden sprake van een lichte stoornis in alcoholgebruik.
De gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis heeft niet gemaakt dat verdachte verminderd zicht heeft gehad op de ongeoorloofdheid van zijn handelen. Hij wist of had moeten weten dat de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - in Nederland strafbaar zijn. Op basis van de gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis kan onderzoeker geen argumenten bedenken dat hij minder dan de gemiddelde mens in staat zou zijn geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. Ondanks de wat beïnvloedbare, perfectionistische en wat identiteitsloze kanten van verdachte was hij niet beperkt in zijn wilsvrijheid. Verdachte hangt een gewelddadige extremistische ideologie aan. Echter dit staat los van de gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis. Geadviseerd wordt om verdachte de ten laste gelegde feiten toe te rekenen.
Verdachte scoort op de Vera-2R in totaal een laag-matig risico op het plegen van een aanslag. Er is sprake van verschillende protectieve factoren. De psycholoog die eerder over verdachte rapporteerde kwam uit op een beduidend hoger risico (matig-hoog risico op het plegen van een aanslag). De reden hiervoor is mogelijk dat onderzoeker bij het scoren van de items meer is uitgegaan wat de bijdrage van elk afzonderlijk item is met betrekking tot (specifiek) het risico voor het plegen van een aanslag.
Vanwege het feit dat geadviseerd wordt om de ten laste gelegde feiten verdachte toe te rekenen valt vanuit gedragskundig perspectief slechts op terughoudende wijze een klinische inschatting van het recidiverisico te geven. Vanwege de rigiditeit van zijn karakter zal verdachte vermoedelijk vasthouden aan zijn extreem radicale opvattingen. Verdachte zal in het vervolg waarschijnlijk wel meer voorzichtigheid betrachten met het uiten van zijn nazistische ideologie, maar hij zal zonder interventie vermoedelijk een verhoogd risico houden op recidive van aanzetten tot haat, discriminatie en bedreigende leuzen. Het risico op het daadwerkelijk toepassen van geweld kan slechts worden gebaseerd op het gebruik van de Vera-2R (laag-matig risico). Verdachte geeft zelf aan dat hij niet zal overgaan tot het gebruik van geweld terwijl repressie middels geweld en de totale vernietiging van joden juist een belangrijk gegeven is van de nazistische/nationaalsocialistische ideologie die hij aanhangt. Verdachte zegt hierover bij het bespreken van onderhavig rapport: ‘Ik heb nooit gezegd dat ik het helemaal eens ben met het nationaalsocialisme.’
De dwangmatige persoonlijkheidsstoornis met borderline trekken maakt dat verdachte moeilijk veranderbaar is. Hij geeft ook zelf aan vast te zullen houden aan de ideologie die hij aanhangt. Wel geeft hij aan open te staan voor het volgen van een behandeling die hem wat gelukkiger kan maken. Een duurzame behandeling van de persoonlijkheidsstoornis maakt de kans groter dat hij meer open zal staan om afscheid te nemen van de radicaal-extremistische ideologie die hij aanhangt. Een langer durende ambulante psychotherapeutische behandeling bij een forensische polikliniek wordt om die reden geadviseerd”.
In het rapport van de reclassering van 23 januari 2023 staat:
“Het risico op recidive wordt door OXREC, een actuarieel instrument dat het risico op algemene- en geweldsrecidive binnen twee jaar meet, ingeschat als laag. Het risico op extremistisch geweld wordt op basis van de VERA-2R ingeschat als hoog. Ondanks dat hij meermaals in de huidige setting aangeeft geweld niet te willen gebruiken, kan het niet uitgesloten worden gezien zijn uitlatingen die hij voorafgaand aan zijn aanhouding online heeft gedaan. Het risico op geweldsrecidive wordt door OXREC ingeschat als laag-gemiddeld. Het professioneel oordeel is dat, indien verdachte schuldig wordt geacht, de kans op letselschade hoog is. Verdachte had en werkend wapen voorhanden, had de kennis en capaciteiten om een wapen te produceren, heeft kennis in het gebruik van wapens en toonde actiebereidheid om geweld toe te passen.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelplicht, een locatieverbod en de plicht mee te werken aan een gemeentelijk traject en daarbij een langdurige proeftijd. De geschatte kans op recidive en de grote maatschappelijke impact indien verdachte zijn dreigementen ten uitvoer zou brengen, maakt dat de reclassering dadelijke uitvoerbaarheid van de genoemde voorwaarden en het toezicht adviseert.
Bij een veroordeling tot een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf adviseren wij een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (GVM, artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht) op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gevangenisstraf. Dit adviseren wij vanwege de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen die het delict, indien bewezenverklaard, met zich mee had gebracht zonder tijdig ingrijpen van Justitie en het feit dat buiten de huidige detentiesetting moet blijken of verdachte zich gemotiveerd blijft tonen voor hulpverlening”.
De rechtbank stelt vast dat de diagnose van de psycholoog en die van de psychiater in enige mate van elkaar afwijken. Op basis van het voorgaande kan in ieder geval worden vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. De psychiater heeft geadviseerd de ten laste gelegde feiten, voor zover bewezen verklaard, volledig aan verdachte toe te rekenen, omdat verdachte niet minder dan de gemiddelde mens in staat zou zijn geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. De psycholoog adviseert de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en zegt hierover dat de persoonlijkheidsproblematiek in enige mate van invloed is geweest op het handelen van verdachte. De rechtbank vindt vooral van belang of de vastgestelde persoonlijkheidsstoornis in enige mate verband houdt met de bewezen verklaarde feiten en volgt daarom het advies van de psycholoog. De bewezen verklaarde feiten zullen in verminderde mate aan verdachte worden toegerekend.
Het valt de rechtbank op dat voor het bepalen van het herhalingsgevaar door de psycholoog, de psychiater en de reclassering de VERA-2R is toegepast en dat zij tot een verschillende inschatting van de recidivekans zijn gekomen. Op zitting is door de psychiater toegelicht dat dit instrument ziet op de kans op het
plegen van een aanslag. Door een verschillende afweging van de verschillende items komt hij uit op een lagere inschatting van deze kans, namelijk laag-matig. De rechtbank volgt de conclusie van de psychiater met betrekking tot het recidiverisico en neemt deze over.
De psycholoog, de psychiater en de reclassering adviseren een deels voorwaardelijke straf met onder meer een ambulante behandelplicht. Verdachte heeft verklaard mee te willen werken aan de bijzondere voorwaarden, zolang hij de vrijheid kan behouden om bepaalde denkbeelden te hebben. Op basis van het voorgaande is ook de rechtbank van oordeel dat verdachte een behandeling zal moeten ondergaan voor zijn persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank vindt dit noodzakelijk om het recidiverisico in te perken. De behandeling zal naar verwachting de nodige tijd in beslag nemen. Om de kans van slagen te vergroten, zal de rechtbank daarbij een proeftijd van drie jaar opleggen.
Met de bewezen verklaarde feiten heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben. Als iemand namelijk door de uitlatingen van verdachte geïnspireerd zou raken een terroristisch misdrijf te plegen, zouden er doden en gewonden kunnen vallen.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte de feiten 1 en 4 met extremistische motieven heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank vindt, zoals gezegd, behandeling noodzakelijk en op dit moment is nog onduidelijk hoe die behandeling zal aanslaan. Zij ziet daarin aanleiding om naast de op te leggen gevangenisstraf aan verdachte een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen. Het is zowel voor verdachte als voor de bescherming van de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen, van belang dat ook na het verstrijken van de proeftijd mogelijkheden bestaan om te kunnen ingrijpen voor zover daartoe aanleiding bestaat. De rechtbank wijst erop dat het Openbaar Ministerie, de tenuitvoerlegging van de maatregel tezijnertijd zal kunnen vorderen indien het daartoe een noodzaak ziet, waarna een rechter de vordering zal toetsen.
Samengevat vindt de rechtbank op basis van het voorgaande een gevangenisstraf van twintig maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk en met een proeftijd van drie jaar een gepaste straf. Daarbij gelden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en de plicht om mee te werken aan een gemeentelijk traject. Deze bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar. Daarnaast wordt een GVM opgelegd.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de beslaglijst in bijlage III.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen onder 1 tot en met 3 worden verbeurd verklaard en dat de voorwerpen onder 4 tot en met 14 worden onttrokken aan het verkeer.
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de onder verdachte in beslag genomen computer, omdat deze van waarde is en zodat hij kan beschikken over de familiefoto’s die daarop zijn opgeslagen. De officier van justitie heeft zich verzet tegen teruggave van de computer en heeft op zitting toegezegd in overleg te gaan over hoe de familiefoto’s aan verdachte kunnen worden verstrekt.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder 1 tot en met 3 die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder 4 tot en met 14, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 38z, 55, 57, 131, 137c en 137d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, eerste en tweede alternatief, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, eerste alternatief en tweede alternatief, en feit 4 sub i:
eendaadse samenloop van
zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding aanzetten tot haat tegen en discriminatie van mensen en gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, terwijl het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een gewoonte maakt;
en
zich in het openbaar mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, terwijl het feit wordt gepleegd door een persoon die daarvan een gewoonte maakt;
en
in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt;
feit 4 sub ii
in het openbaar bij afbeelding tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag opruien;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet vervaardigen, herstellen en beproeven van een wapen;
en
handelen in strijd met artikel 9, eerste lid van de Wet wapens en munitie en van het in strijd met de wet beproeven van munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van de feiten 1, eerste en tweede alternatief, 2, 3 en 4:
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich meldt zich binnen 24 uur na het ingaan van zijn proeftijd bij Reclassering Nederland en zich blijft melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht. Verdachte moet op een constructieve wijze meewerken aan gesprekken met de reclassering en openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
zich laat behandelen voor de vastgestelde problematiek bij een nog nader te bepalen ambulante instelling voor forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
zijn medewerking verleent aan en een actieve inspanning verricht voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte, een legaal inkomen en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding. Indien de reclassering dit nodig acht, zal hij hierbij samenwerken met de gemeente waarin hij woont of met andere instanties. Veroordeelde zal in dit verband toestemming geven voor uitwisseling van informatie tussen de betrokken instanties en Reclassering Nederland.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Legt op de
maatregelstrekkende tot
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z Sr.
Ten aanzien van het beslag:
Verklaart verbeurd: de voorwerpen onder 1 tot en met 3 op de beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen onder 4 tot en met 14 op de beslaglijst.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenisvan verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P. Jit, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2023.
[…]
  • […]
  • […]
  • […]

Voetnoten

1.Hoge Raad 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:952.
2.Rechtbank Midden-Nederland 21 november 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:5445; Rechtbank Den Haag 29 juni 2021, ECLI:NL:RBDHA:2021:6620; Rechtbank Rotterdam 2 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:11858.